This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom!
Leg alvast klaar:
iPad (log in bij LessonUp)
De les start en je bent stil:
timer
1:00
Naam = waarschuwing 1
Naam I = waarschuwing 2
Naam II = 1 uur nakomen
Naam III = 1,5 uur nakomen
Naam IIII = 2 uur nakomen
Slide 1 - Slide
Planning
Wat weet je nog van vorige les en woordsoorten benoemen?
Uitleg nieuwe woordsoorten
Werkmoment
Afsluiten van de les
Slide 2 - Slide
Welk woord past erbij? meetlint
A
aanmeten
B
commercieel
C
de routine
D
wijselijk
Slide 3 - Quiz
Welk woord past erbij? audio
A
gebruikelijk
B
audicien
C
de routine
D
wijselijk
Slide 4 - Quiz
Welk woord past erbij? wijs
A
gebruikelijk
B
audicien
C
de routine
D
wijselijk
Slide 5 - Quiz
Een zelfstandig naamwoord herken je aan:
A
de of het
voor zetten
B
een verkleinwoord van maken
C
voegt zinsdelen samen
D
geeft hoeveelheid aan
Slide 6 - Quiz
Hij staat op het voetbalveld. Hij =
A
bezittelijk voornaamwoord
B
voorzetsel
C
persoonlijk voornaamwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 7 - Quiz
Volgende week heb je stage en dan hoef je niet naar school. Wat is het voegwoord?
A
volgende
B
en
C
dan
D
niet
Slide 8 - Quiz
Hij heeft de hele week gewerkt. Benoem de werkwoorden
A
heeft = kww
gewerkt = zww
B
heeft = zww
gewerkt = hww
C
heeft = zww
gewerkt = kww
D
heeft = hww
gewerkt = zww
Slide 9 - Quiz
Nieuwe woordsoorten
Deze fiets is van mij. Die is van jou.
Deze boeken zijn van mij. Die zijn van jou.
Op de plek van deze of die past het lidwoord de.
Dit huis hier is van mij. Dat daar is van jou.
Op de plek van dit en dat past het lidwoord het.
Slide 10 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
DEZE en DIE
wijst naar 'de' woorden
DIT en DAT
wijst naar 'het' woorden
Slide 11 - Slide
Wederkerende werkwoorden
Wederkerend = letterlijk 'terugkerend', komt terug.
Ik was me. Hij verontschuldigt zich. Wij vergissen ons.
Voorbeelden: zich herinneren, zich wassen, zich opmaken, zich aankleden, zich schamen, zich haasten, zich druk maken, zich verontschuldigen, zich uitrekken, zich vergissen.
Slide 12 - Slide
Wederkerend voornaamwoord
Ik vergis me. 1e persoon enkelvoud
Jij vergist je. 2e persoon enkelvoud
Hij vergist zich. 3e persoon enkelvoud
Wij vergissen ons. 1e persoon meervoud
Jullie vergissen je. 2e persoon meervoud
Zij vergissen zich. 3e persoon meervoud
Slide 13 - Slide
Tip
Zet de zin in de hij-vorm, dan verandert het wederkerend voornaamwoord in 'zich' en dat is wel makkelijk te herkennen.
me + zich wkv
Dus: Ik verveel me. -⊳ Hij verveelt zich.
Slide 14 - Slide
Maken 5.7
Opdracht: 3, 4a (noem 3 wederkerende werkwoorden) 4b en 6
Gebruik de LessonUp: herhaling woordsoorten.
Klaar?
- Lezen (geef je boekkeuze door in Teams).
- Artikel afmaken of starten met je stageverslag.
3c Het (psv) begint (zww) met (vz) 'We (psv) hebben (hww) Katrina (zn) overleefd (zww) maar (vw) deze (av) stalen (bn) beugels (zn) blijven (hww) ons (psv) vasthouden (zww).
Slide 15 - Slide
Afsluiting
Huiswerk: geef je boekkeuze door => planning presentaties.
Maandag 23 mei: in de les werken aan stageverslag/fictie.