5.7 Grammatica les 1

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • iPad (log in bij LessonUp)
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • iPad (log in bij LessonUp)

Slide 1 - Slide

Planning
  • Wat weet je van 5.5 woorden en woordsoorten benoemen?
  • Uitleg nieuwe woordsoorten
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les 

Slide 2 - Slide

Welk woord past erbij?
meetlint
A
aanmeten
B
commercieel
C
de routine
D
wijselijk

Slide 3 - Quiz

Welk woord past erbij?
audio
A
gebruikelijk
B
audicien
C
de routine
D
wijselijk

Slide 4 - Quiz

Welk woord past erbij?
wijs
A
gebruikelijk
B
audicien
C
de routine
D
wijselijk

Slide 5 - Quiz

Een zelfstandig naamwoord
herken je aan:
A
de of het voor zetten
B
een verkleinwoord van maken
C
voegt zinsdelen samen
D
geeft hoeveelheid aan

Slide 6 - Quiz

Hij staat op het voetbalveld.
Hij =
A
bezittelijk voornaamwoord
B
voorzetsel
C
persoonlijk voornaamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Quiz

Vorige week liep je stage en dan ga je niet naar school.
Wat is het voegwoord?
A
volgende
B
en
C
dan
D
niet

Slide 8 - Quiz

Hij heeft de hele week gewerkt.
Benoem de werkwoorden
A
heeft = kww gewerkt = zww
B
heeft = zww gewerkt = hww
C
heeft = zww gewerkt = kww
D
heeft = hww gewerkt = zww

Slide 9 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord
  • Deze fiets is van mij. Die is van jou. 
  • Deze boeken zijn van mij. Die zijn van jou.
Staat voor een de-woord of in plaats van een de-woord 

  • Dit huis hier is van mij. Dat daar is van jou.
Staat voor een het-woord of in plaats van een het-woord

Slide 10 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
DEZE en DIE
wijst naar 'de' woorden

DIT en DAT 
wijst naar 'het' woorden

Slide 11 - Slide

Wederkerende werkwoorden
Wederkerend = letterlijk 'terugkerend', naar het onderwerp

Voorbeelden: 
zich herinneren => wkww
zich opmaken
zich aankleden
zich vergissen




Slide 12 - Slide

Wederkerend voornaamwoord
Ik vergis me.                                               1e persoon enkelvoud
Jij vergist je.                                               2e persoon enkelvoud
Hij vergist zich.                                         3e persoon enkelvoud
Wij vergissen ons.                                   1e persoon meervoud
Jullie vergissen je.                                   2e persoon meervoud
Zij vergissen zich.                                    3e persoon meervoud

Slide 13 - Slide

Weet je het niet? Gebruik Piet!
Maak van het onderwerp Piet, dan verandert het wederkerend voornaamwoord in 'zich' en dat is wel makkelijk te herkennen.
  
                             me           +            zich       wkv
Dus: Ik verveel me. -⊳ Piet verveelt zich.
                                 verveel = wkww

Slide 14 - Slide

Maken 5.7
Opdracht: 3, 4a, 4b en 6
                                                           Gebruik de LessonUp: herhaling woordsoorten.
Klaar?
- Lezen (of werken aan je fictietaak).
- Artikel afmaken of doorgeven wanneer je toets lezen inhaalt.

3c Het (psv) begint (zww) met (vz) 'We (psv) hebben (hww) Katrina (zn) overleefd (zww) maar (vw) deze (av) stalen (bn) beugels (zn) blijven (hww) ons (psv) vasthouden (zww).

Slide 15 - Slide

Afsluiting
  • Huiswerk staat in Magister. 

Slide 16 - Slide