5.7 Grammatica les 2 (di)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • iPad (log in bij LessonUp)
De les start en je bent stil:
timer
1:00
Naam = waarschuwing 1
Naam I = waarschuwing 2
Naam II = 1 uur nakomen
Naam III = 1,5 uur nakomen
Naam IIII = 2 uur nakomen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • iPad (log in bij LessonUp)
De les start en je bent stil:
timer
1:00
Naam = waarschuwing 1
Naam I = waarschuwing 2
Naam II = 1 uur nakomen
Naam III = 1,5 uur nakomen
Naam IIII = 2 uur nakomen

Slide 1 - Slide

Planning
  • Wat weet je nog van woordsoorten benoemen?
  • Uitleg nieuwe woordsoort
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les 

Slide 2 - Slide

In deze jas van die man.
Deze en die zijn:
A
lidwoorden
B
bijvoeglijke naamwoorden
C
aanwijzend voornaamwoorden
D
wederkerende voornaamwoorden

Slide 3 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord
DEZE en DIE
wijst naar 'de' woorden

DIT en DAT 
wijst naar 'het' woorden
Deze boeken zijn van mij. Die zijn van jou.

Slide 4 - Slide

We passen ons aan
aan onze nieuwe lestijden.
We =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
wederkerende voornaamwoord

Slide 5 - Quiz

We passen ons aan
aan onze nieuwe lestijden.
onze =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
wederkerende voornaamwoord

Slide 6 - Quiz

We passen ons aan
aan onze nieuwe lestijden.
ons =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
wederkerende voornaamwoord

Slide 7 - Quiz

Wederkerend voornaamwoord (opdr. 4)
Ik vergis me.                       
Jij vergist je.     
Hij vergist zich.    
Wij vergissen ons.     
Jullie vergissen je.    
Zij vergissen zich.    

Hoort bij een wederkerend werkwoord als: zich wassen, zich aankleden, zich haasten, zich verontschuldigen

Slide 8 - Slide

Hun hebben het gedaan. Zij
Me broer weet .... Mijn broer
De fout ligt bij jouw. Jou
opdr. 6

Slide 9 - Slide

Vorige opdrachten
Vraag 3: Benoem elk woord en vervang het lidwoord door een aanwijzend voornaamwoord.





Gebruik de LessonUp met woordsoorten.
3c Het (psv) begint (zww) met (vz): 'We (psv) hebben (hww) Katrina (zn) overleefd (zww) maar (vw) de (lw) stalen (bn) beugels (zn) blijven (hww) ons (psv) vasthouden (zww).
deze, die, dit, dat

Slide 10 - Slide

Vragend voornaamwoord (vrv)
- Vraagt naar iets of iemand.

- Wie, wat, welk(e), wat voor (een)
Wie wil een ijsje?
Wat is je lievelingskleur?
Welke route nemen we?
Wat voor (een) geluid is dat?

Slide 11 - Slide

Maken
5.7: opdracht 9 (vorige opdrachten 3, 4b, 6 goed?)
                                 
                                   Gebruik de LessonUp: herhaling woordsoorten.
Klaar?
- Lezen /fictieopdracht
- Schrijfopdracht

Slide 12 - Slide

Afsluiting
  • Huiswerk: geef je boekkeuze door => planning presentaties.
  • Maak de opdrachten van 5.8 af.
  • Volgende les 5.9 spelling

Slide 13 - Slide