woordsoorten

Grammatica: Woordsoorten
Elk woord in een zin kan je benoemen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica: Woordsoorten
Elk woord in een zin kan je benoemen

Slide 1 - Slide

We gaan oefenen met:
  • Lidwoorden
  • Zelfstandig naamwoord
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Voorzetsels
  • Telwoorden

Slide 2 - Slide

Lidwoorden
  1. De (bepaald lidwoord)
  2. Het (bepaald lidwoord)
  3. Een (onbepaald lidwoord)

De vader en het kind zitten in een vliegtuig.



Slide 3 - Slide

Hoeveel lidwoorden staan er in deze zin:

De vader en het kind zitten in een vliegtuig.
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 4 - Quiz

Zelfstandig naamwoorden
Een zelfstandig naamwoord verwijst naar een mens, dier, plant, begrip of eigennaam. 

Kenmerken:
Meestal staat er een lidwoord voor. 
Meestal kun je er een meervoud van maken. 
Meestal kun je er een verkleinwoord van maken. 

Slide 5 - Slide

Hoeveel zelfstandige naamwoorden staan er in deze zin:

De man poetste zijn auto terwijl de zon scheen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord voegt iets bij aan het zelfstandig naamwoord:

De auto - De rode auto - De kleine, rode auto - De kleine, vieze, rode auto- De kleine, vieze, oude, rode auto


Slide 7 - Slide

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden zitten er in de onderstaande zin:

Dat blonde meisje draagt een rode jas.

A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 8 - Quiz

in, onder, voor, aan, van, boven, onder,,,,,
Tijdens, gedurende, naar, na, bij...

Slide 9 - Slide

Hoeveel voorzetsels staan er in deze zin:

Tijdens het feest werd ik aangevallen door de hond die uit zijn kennel was ontsnapt.
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Noteer alle telwoorden:
De twee jongens werden laatste bij de twintigste editie van de hardloopwedstrijd.

Slide 12 - Open question