Quiz 1HGL

Quiz 1HGL
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 27 min

Items in this lesson

Quiz 1HGL

Slide 1 - Slide

Bij een tekst, trekt je de aandacht in de inleiding door:
A
een pakkende titel
B
het onderwerp te benoemen
C
een binnenkomer
D
informatie te geven

Slide 2 - Quiz

Wat moet je doen om een informatieve tekst te kunnen schrijven?
A
mensen amuseren
B
een samenvatting geven
C
een inleiding schrijven
D
informatie verzamelen

Slide 3 - Quiz

Welke verwijswoorden gebruik je voor mannelijke woorden?
A
zij, ze, haar, die
B
het, zijn dat, dit
C
ze, hen, hun, die
D
hij, hem, zijn, die

Slide 4 - Quiz

Hoe wordt aangegeven in het woordenboek of een woord vrouwelijk is?
A
er staat vrouw achter het woord
B
er staat vrouwelijk achter het woord
C
er staat (v) achter het woord

Slide 5 - Quiz

vul het juiste verwijswoord in:

Het hele gezelschap is net vertrokken; vanmiddag zal ..... aankomen in Brussel.
A
ze
B
hen
C
het
D
haar

Slide 6 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in:
Ik had vroeger een vriendinnetje
.... Anna heette.
A
dat
B
die

Slide 7 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in:
Mijn oom uit Duitsland,
.....vorige week bij ons op bezoek was, is al zestig.
A
dat
B
die

Slide 8 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in:
Hoe heet het gebergte
..... in Zwitserland ligt?
A
die
B
dat

Slide 9 - Quiz

5W1H-vragen. Waar staan de W's voor?
A
wie,wanner, wat, waarom
B
wat, welke, waarom, wie, wanneer,
C
wie, waarom, welke, waar, wanneer
D
wie, wat, waar, wanneer, waarom

Slide 10 - Quiz

Zo geef je het verschil tussen twee alinea's aan:
A
door met een hoofdletter te beginnen
B
door een witregel
C
door spaties te gebruiken

Slide 11 - Quiz

Wat staat er in de inleiding van een verslag?
A
een korte samenvatting
B
een conclusie
C
het onderwerp van de tekst
D
geef je informatie

Slide 12 - Quiz

Wat staat er in de kern van een verslag?
A
een samenvatting
B
een conclussie
C
het onderwerp van de tekst
D
geef je informatie

Slide 13 - Quiz

Wat staat er in het slot van een tekst?
A
een samenvatting
B
een conclusie
C
het onderwerp van de tekst
D
geef je informatie

Slide 14 - Quiz

Waarom gebruik je verwijswoorden en synoniemen in een verslag?
A
om de tekst mooi te maken
B
die gebruik je helemaal niet.
C
Om te voorkomen dat de tekst saai wordt

Slide 15 - Quiz

Wat is een kernzin?
A
de eerste zin
B
de belangrijkste zin van een alinea
C
de laatste zin

Slide 16 - Quiz

Je moet een tekst schrijven over tuinieren. Wat is een goede titel?
A
De mooie natuur
B
Tuinieren is je ding
C
Een rustgevende omgeving

Slide 17 - Quiz