H3.4

• Nederlands
• Praktijkonderwijs

blz 152 paragraaf 3.4

Nederlands

Welke vragen gebruik je om een tekst te schrijven?

1. 5H1W
2. 5W1H
3. 5W1A

Waarom gebruik je de 5W1H vragen, oftewel een schrijfplan?

1. Zodat je hele zinnen maakt
2. Zodat je alle informatie verwerkt
3. Zodat je email lang genoeg is
4. Zodat je netter werkt

Wat is de goede volgorde van de 5W1H- vragen?

1. Wanneer, Wie, Waar, Hoe, Waarom, Wat?
2. Wie, Wat, Waar, Wanneer, Hoe, Waarom?
3. Wie, Wat, Waar, Wanneer, Waarom, Hoe?
4. Hoe, Wie, Waar, Wanneer, Waarom, Wat?

De 5W1H-vragen moet je altijd in dezelfde volgorde gebruiken.

1. Dit is waar.
2. Dit is niet waar.

In welk deel van het verslag verwerk je de meeste 5W1H-vragen?

1. inleiding
2. kern
3. slot

Verwijswoorden

gebruik verwijswoorden in je tekst. Je hooft dan niet steeds hetzelfde woord te gebruiken.

kijk op blz 154 bij de schrijftip

Sharon komt uit Nigeria, zij woont nu in Nederland.
Wat is hier het verwijswoord?

1. Sharon
2. woont
3. zij
4. Nederland

Vanessa komt uit Ghana, dat is een mooi land.
Wat is hier het verwijswoord?

1. Vanessa
2. Ghana
3. land
4. dat

Ik heb zin in de pauze, Dan ga ik een croissant kopen.
Wat is hier het verwijswoord?

1. ik
2. dan
3. pauze
4. zin

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'vogel'?

1. deze, die
2. deze, dat
3. dit, dat
4. die, dit

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het boek'?

1. deze, die
2. deze, dat
3. dit, dat
4. die, dit

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'auto'?

1. dat, die
2. deze, dat
3. dit, dat
4. deze, die

Kies de juiste verwijswoorden.

Deze / Dit familie woont op een schip dat / die helemaal is opgeknapt.

1. Deze - dat
2. Deze - die
3. Dit - dat
4. Dit - die

Wat zijn verwijswoorden?

1. Een woord dat een schuldige aanwijst
2. Een groepje woorden.
3. Een woord dat verwijst naar een ander woord of stukje tekst.
4. Een woord dat gebruikt wordt om de tekst beter leesbaar te maken.

Je gaat in deze paragraaf een verslag schrijven; we gebruiken de volgende 5 regels

-je schrijft in de verleden tijd

-in de inleiding vertel je waar het verslag over gaat

in de kern staat wat er gebeurde. (eerst, daarna, toen)

-bedenk een goede titel

-zet je naam eronder.