PJDB - Nederlands Talent Hoofdstuk 3.4 Schrijven en formuleren - verslag

Nederlands
Hoofdstuk 3
Paragraaf 3.4
blz. 

Schrijven en formuleren
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
Hoofdstuk 3
Paragraaf 3.4
blz. 

Schrijven en formuleren

Slide 1 - Slide

Na deze les weet je...
  • hoe je een verslag schrijft;
  • hoe je 5W1H-vragen gebruikt;
  • hoe je verwijswoorden gebruikt.

Slide 2 - Slide

Wat hebben we in de vorige hoofdstukken behandeld?
3.1 Zakelijke e-mail - informeel en formeel schrijven
3.2 (Online) formulieren invullen


2.3 Inleiding, kern en slot

Slide 3 - Slide

schrijven: verslag

Slide 4 - Slide

Wat weet je al over een verslag?

Slide 5 - Slide

Het verslag
Verleden tijd
     Inleiding
     Kern
     Slot
Titel
Naam

Slide 6 - Slide

Indeling inleiding-kern-slot
Pictogram

Slide 7 - Slide

5W1H
WIE
WAT
WAAR
WANNEER
WAAROM
HOE

Slide 8 - Slide

Verwijswoorden!!!
Verwijzen naar andere woorden in de tekst

Handig: Je hoeft niet steeds hetzelfde woord te schrijven.

Afwisseling!

Slide 9 - Slide

Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:






mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze

Slide 10 - Slide

Verslag schrijven 9-11
Gebeurtenis bedenken
Voor wie ga je het schrijven
Informatie verzamelen - 5W1H
In opdracht 11 staat precies wat er van je verwacht wordt.

Slide 11 - Slide