Par 6.3 basen en basische oplossingen

Par 6.3 basen en basische oplossingen
1 / 19
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

Par 6.3 basen en basische oplossingen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
1.  Je leert welk deeltje een oplossing basisch maakt.
2. Je leert over zouten, die een basische oplossing vormen.

Slide 2 - Slide

Maagzuur
Heb je weleens last van brandend maagzuur? Dat kan erg vervelend zijn. De inhoud van je maag is het zuurste deel in je lichaam. Het bevat maagzuur dat je voedsel verteert en bacteriën doodt. Als maagzuur in je slokdarm komt, krijg je een branderig gevoel in je slokdarm en ook een zure smaak in je mond.

Soms helpt het dan om een maagtablet te slikken. Die bevat een stof die de maaginhoud minder zuur maakt.

Slide 3 - Slide

Base
Maagsap bestaat voor een groot deel uit zoutzuur en heeft een lage pH. Als je een maagtablet slikt, vindt er een reactie plaats tussen het zoutzuur en de stoffen in de tablet. De maaginhoud wordt minder zuur en de pH stijgt. Een maagtablet bevat dus deeltjes die H+ ionen binden.

Een base is een deeltje dat één of meer H+ ionen kan opnemen. Een base heet ook wel een H+ acceptor. 

Slide 4 - Slide

Leren:
Welke basen moet je kennen:

Slide 5 - Slide

Basische oplossingen
Een zure oplossing bevat H+ ionen, en een basische oplossing
 bevat hydroxide-ionen, OHionen. Een basische oplossing heeft een pH groter dan 7 en kan stroom geleiden.

Slide 6 - Slide

voorbeeld basische oplossing:
Natriumhydroxide bijvoorbeeld lost goed op in water. Er ontstaat dan natronloog, een basische oplossing met Na+(aq) ionen en OH(aq) ionen.
NaOH(s)  -->  Na+(aq)   +   OH-(aq)
Er ontstaat een oplossing met OH-(aq) dus een basische oplossing.


Slide 7 - Slide

Triviale namen van basische oplossingen
Leren:

Slide 8 - Slide

Hoe ontstaat bij ammoniak een basische oplossing.
Ammonia is een oplossing van ammoniakgas in water, NH3(aq). Omdat het ammoniakmolecuul een base is, kan het een H+ ion opnemen van een watermolecuul. Hierbij ontstaan een NH4ion en een OH ion. 
NH3(aq)  +  H2O(l)  -->   NH4+ (aq)  +  OH- (aq)

Slide 9 - Slide

Let op:



Omdat slechts een klein deel van de ammoniakmoleculen een H+ ion van watermoleculen opneemt, is de notatie van ammonia NH3(aq).

Slide 10 - Slide

Basen:
De volgende deeltjes zijn basen: NH3, HCO3⁻, CO3⁻ , CO3²⁻, OH⁻, en O²⁻. 
Ze kunnen een H+ ion opnemen bijvoorbeeld van een watermolecuul. Er worden dan hydroxide-ionen gevormd.


Slide 11 - Slide

Zouten die een basische oplossingen vormen.

Volgens Binas tabel 45A reageren sommige metaaloxides, zoals natriumoxide, met water. Het O2− ion neemt een H+ ion op van een watermolecuul waardoor er een OH ion ontstaat.
Na2O (s)  +   H2O(l)   -->  2Na+(aq)   +   2OH-(aq)
Dus ontstaat er een basische oplossing. Het gebruikte zout moet wel oplosbaar zijn in water.

Slide 12 - Slide

Samenvatting
Een base is een deeltje dat één of meer H+ ionen kan opnemen. Een base is een H+ acceptor.

Een basische oplossing heeft een pH groter dan 7 en kan stroom geleiden.

Een basisch deeltje kan van een watermolecuul een H+ ion opnemen, waardoor een OH ion ontstaat.

Slide 13 - Slide

Instap opdracht:
Geef de naam van de volgende basen:
NH3
CO32-
OH-
O2-
HCO3-

Slide 14 - Slide

Instap opdracht:
Geef de naam van de volgende basen:
NH3                       Ammonia
CO32-                   Carbonaat-ion
OH-                        Hydroxide-ion
O2-                         Oxide-ion
HCO3-                  Waterstofcarbonaat-ion

Slide 15 - Slide

Instap opdracht:
Welke zouten vormen in water een basische oplossing:
Natriumwaterstofcarbonaat,  kaliumnitraat, magnesiumoxide,
natriumoxide en ammoniumchloride.

Slide 16 - Slide

Instap opdracht:
Welke zouten vormen in water een basische oplossing:
Natriumwaterstofcarbonaat:  goed oplosbaar zout, er ontstaat HCO3- (aq) dit is een base (zie tabel)
Kaliumnitraat vormt K+(aq)  + NO3-(aq),  dit is geen base. (zie tabel) 

Slide 17 - Slide

Instap opdracht
Magnesiumoxide: dit zout is slecht oplosbaar, het O2- kan niet reageren met water.
Natriumoxide: Na2O(s) + H2O (l) --> 2Na+ (aq) +  2OH- (aq)
Ammoniumchloride: NH4Cl(s)  --> NH4+(aq)  +  Cl-(aq)
Er ontstaat NH4+  dit is geen base, er ontstaat geen basische oplossing.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide