Lidwoorden der die das

  1. Wat zie je?
  2. Hoe worden de woorden 'de' en 'het' vertaald? (3)
  3. Hoe noemen we deze woorden?
1 / 12
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

  1. Wat zie je?
  2. Hoe worden de woorden 'de' en 'het' vertaald? (3)
  3. Hoe noemen we deze woorden?

Slide 1 - Slide

Lidwoorden
Leerdoel: Ik kan de lidwoorden in het Duits schrijven.

Slide 2 - Slide


  1. Waar staat het lidwoord vóór?
  2. Waaraan herken je een zelfstandig naamwoord in het Duits?

Slide 3 - Slide

De lidwoorden 'de' en 'het' worden in het Duits vertaald met der, die of das.

Wanneer der, die, das?

Slide 4 - Slide

Der
mannelijk
  • mannelijke personen en dieren

der Stier
der Mann

Slide 5 - Slide

Die
vrouwelijk
  • vrouwelijke personen en dieren
  • de meeste woorden, die op -e eindigen
  • alle woorden, die op -heit of -keit eindigen
  • alle woorden, die op -schaft en -ung eindigen

die Kuh
die Frau
die Tasche

Slide 6 - Slide

Das
onzijdig
  • de meeste woorden, waarvan het lidwoord in het Nederlands 'het' is. 
  • alle verkleinwoorden (woorden, die eindigen op -chen of         -lein)

das Haus
das Mädchen 

Slide 7 - Slide

Die
- meervoud (ongeacht geslacht)
die Kinder
die Bücher

Slide 8 - Slide

  1. Wat geven de kleuren aan?
  • blauw = der (m)
  • rood = die (v)
  • groen = das (o)
  • (mv) = meervoud 

Slide 9 - Slide

Vragen?

Slide 10 - Slide

An die Arbeit!
Aufgabe 19, 20, 21 Seite 58, 59
+ 1 x Grammatik E Seite 58 schreiben

Slide 11 - Slide

Lidwoorden
Leerdoel: Ik kan de lidwoorden in het Duits schrijven.

Slide 12 - Slide