3.3 kruisingen

Kruisingsschema maken
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 4 min

Items in this lesson

Kruisingsschema maken

Slide 1 - Slide

Herhalen

Slide 2 - Slide

Wat is genotype?

Slide 3 - Open question

Julia heeft lang in de zon gelegen en daarom is zij nu bruin. Wat is er veranderd?

Slide 4 - Open question

Bij een intermediaire kruising is er geen dominant allel voor een eigenschap.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Bij een intermediaire kruising zijn er drie allelen voor een eigenschap.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Klopt de volgende uitspraak? Leg uit..
In je maagcel staat het gen voor je oorlel 'aan'.

Slide 7 - Open question

Het gen van je oogkleur is Aa. Is dit gen homozygoot of heterozygoot?

Slide 8 - Open question

Leerdoelen
3.3.1 Je kunt een kruisingsschema opstellen.
3.3.2 Je kunt bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouders en/of nakomelingen afleiden.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Kruisingsschema

Slide 11 - Slide

Stap 1
  • Welke eigenschap is dominant? (A)
  • Welke eigenschap is recessief? (a)
  • Wat is het fenotype en genotype ouders?
  • Hebben ouders homozygote of heterozygote allelen?
  • We gebruiken het voorbeeld op blz 112

Slide 12 - Slide

Labradors
Bij labradors is het gen voor een zwarte vacht (A) dominant over het gen voor een gele (blonde) vacht (a).
Een zwartharig vrouwtje (homozygoot) paart met een geelharig mannetje.

Slide 13 - Slide

Wat weten we?
  • Moeder: AA
  • Vader : aa
  • P: AA x aa
  • F1: ?

Slide 14 - Slide

Stap 2
  • Maak een schema
  • Vul de genotypen van de ouders in
A
A
a
a

Slide 15 - Slide

Stap 3
  • Vul het schema verder in
  • maak de combinaties
A
A
a
Aa
Aa
a
Aa
Aa

Slide 16 - Slide

Stap 4
  • Bekijk welke genotype de nakomelingen F1 kunnen hebben
A
A
a
Aa
Aa
a
Aa
Aa

Slide 17 - Slide

Verhoudingen
  • Uit een kruisingsschema kan je een verhouding aflezen hoe vaak iets voor komt
  • F1: 100% heterozygoot Aa
A
A
a
Aa
Aa
a
Aa
Aa

Slide 18 - Slide

Voorbeeld:

P:          Aa x Aa
vpc:       A of a

F1: ?
A
a
A
a

Slide 19 - Slide

P: Aa x Aa



                F1:        AA  :  Aa  :  aa
genotype:          1    :   2    :   1

fenotype:            3              :  1 
                           zwart          :  geel 
A
a
A
AA
Aa
a
Aa
aa

Slide 20 - Slide

De genotype die ontstaan zijn:
1x AA, 2x Aa en 1x aa
Verhouding 1:2:1

A
a
A
AA
Aa
a
Aa
aa

Slide 21 - Slide

Wat betekenen de symbolen P en F1 in een kruisingsschema?
A
P is de vader en F1 is de moeder
B
P zijn de kinderen en F1 zijn de ouders
C
P zijn de ouders en F1 zijn de kinderen

Slide 22 - Quiz

Kijk goed naar deze kruising
A
a
a
Aa
aa
a
Aa
aa

Slide 23 - Slide

Als P: Aa x aa, wat zijn de verhoudingen van de fenotypen?
A
1:2:1
B
1:2
C
3:1
D
2:2 --> 1:1

Slide 24 - Quiz

Twee planten met gele tomaten worden met elkaar gekruist.
Hoe groot is de kans op nakomelingen met rode tomaten?
Rood is dominant
Pak papier
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 25 - Quiz

P: geel x geel
Rood = dominant = A
Geel   = recessief  = a 

Dus:
P:              aa x aa
vpc:          a       a      
F1:           100% aa
a
a
a
aa
aa
a
aa
aa

Slide 26 - Slide

Aan de slag:
  • Maak de opdrachten van basisstof 3.3.
  • Klaar? Lees basisstof 3.4 alvast door.

Slide 27 - Slide