Persoonsvorm tegenwoordige tijd

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Nederlands Spelling
We leren hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en verleden tijd zet.

Slide 2 - Slide

Even herhalen
Hoe vind je de persoonsvorm?

Maak de zin vragend
Verander de tijd.

Slide 3 - Slide

Hij raadt het goede antwoord.
A
Hij
B
raadt
C
goede
D
antwoord

Slide 4 - Quiz

De vrienden gaan een dag samen varen.
A
vrienden
B
varen
C
samen
D
gaan

Slide 5 - Quiz

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?

Slide 6 - Open question

Welke regel geldt voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd van zwakke werkwoorden?

Slide 7 - Open question

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
Mijn zus (surfen) de hele avond rond op internet.
A
surf
B
surft
C
surfd
D
surfen

Slide 8 - Quiz

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
(Vinden) jij het heel erg dat Hanne niet op jouw appjes reageert?
A
vind
B
vindt
C
vindd
D
vinden

Slide 9 - Quiz

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
Een gazelle (grazen) gemiddeld achttien uren per dag.
A
graasd
B
graazd
C
graast
D
graazt

Slide 10 - Quiz

Wat gaat hier mis?

Slide 11 - Open question

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
Joop (verbazen) zich over de onverschillige houding van zijn vriend.
A
verbaasd
B
verbaast
C
verbaazd

Slide 12 - Quiz

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
(Fietsen) jouw broertje alleen in het donker naar huis?
A
Fiets
B
Fietsd
C
Fietsen
D
Fietst

Slide 13 - Quiz

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
(Worden) je broer morgen door Carl opgehaald?
A
Word
B
Wordt
C
Worden
D
Wordd

Slide 14 - Quiz

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
De renovatie van de school (gebeuren) eind volgend jaar.
A
gebeur
B
gebeuren
C
gebeurt
D
gebeurd

Slide 15 - Quiz

John (beantwoorden) alle vragen die hij krijgt.

Slide 16 - Open question

Waarom (worden) jij altijd zo snel boos?

Slide 17 - Open question

Ik hoop dat jij je antwoorden nog (verbeteren).

Slide 18 - Open question

Aan de slag
Opdracht 1 en 2 maken

Slide 19 - Slide