Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Wat gaan we doen vandaag?

Regels bespreken
Lesdoel
Theorie behandelen
Zelfstandig werken
Einde van de les
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen vandaag?

Regels bespreken
Lesdoel
Theorie behandelen
Zelfstandig werken
Einde van de les

Slide 1 - Slide

Regels telefoon
  • Hij moet in de tas
  • Je mag GEEN muziek luisteren met je telefoon 

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van de les weet je hoe je werkwoorden in de tegenwoordige tijd moet vervoegen.

Waarom? Op deze manier zorg je ervoor dat je geen spelfouten maakt!

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?

Slide 5 - Open question

Welke regel geldt voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd van zwakke werkwoorden?

Slide 6 - Open question

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
Mijn zus (surfen) de hele avond rond op internet.
A
surf
B
surft
C
surfd
D
surfen

Slide 7 - Quiz

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
(Vinden) jij het heel erg dat Hanne niet op jouw appjes reageert?
A
vind
B
vindt
C
vindd
D
vinden

Slide 8 - Quiz

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
Een gazelle (grazen) gemiddeld achttien uren per dag.
A
graasd
B
graazd
C
graast
D
graazt

Slide 9 - Quiz

Wat gaat hier mis?

Slide 10 - Open question

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
Joop (verbazen) zich over de onverschillige houding van zijn vriend.
A
verbaasd
B
verbaast
C
verbaazd

Slide 11 - Quiz

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
(Fietsen) jouw broertje alleen in het donker naar huis?
A
Fiets
B
Fietsd
C
Fietsen
D
Fietst

Slide 12 - Quiz

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
(Worden) je broer morgen door Carl opgehaald?
A
Word
B
Wordt
C
Worden
D
Wordd

Slide 13 - Quiz

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
De renovatie van de school (gebeuren) eind volgend jaar.
A
gebeur
B
gebeuren
C
gebeurt
D
gebeurd

Slide 14 - Quiz

John (beantwoorden) alle vragen die hij krijgt.

Slide 15 - Open question

Waarom (worden) jij altijd zo snel boos?

Slide 16 - Open question

Ik hoop dat jij je antwoorden nog (verbeteren).

Slide 17 - Open question

Wat ga je doen?
Maak het stencil
Zelfstandig
Stilte
Vragen? Steek je vinger op
Klaar? 

Slide 18 - Slide