What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
5.91
Welke vorm is ὥρων (r. 2)?
A
gen mv ptc prae A
B
nom ev ptc prae A
C
3e mv ind impf A
D
3e mv conj prae A
1 / 24
next
Slide 1:
Quiz
This lesson contains
24 slides
, with
interactive quizzes
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welke vorm is ὥρων (r. 2)?
A
gen mv ptc prae A
B
nom ev ptc prae A
C
3e mv ind impf A
D
3e mv conj prae A
Slide 1 - Quiz
welke functie heeft ἑτοίμους (r. 2)?
A
LV
B
ND
C
BwB
D
O ACI
Slide 2 - Quiz
Naar wie verwijst σφίσι(r. 3?)
A
Spartanen
B
Atheners
C
Alkmeoniden
D
de orakels
Slide 3 - Quiz
Welke naamval heeft
τὸ γένος τὸ Ἀττικὸν (r. 3-4)?
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc
Slide 4 - Quiz
Welke naamval heeft ἐὸν (r. 3) dus?
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc
Slide 5 - Quiz
Welke functie heeft ἐλεύθερον (r. 3)?
A
LV
B
ND
C
BwB
D
O Acp
Slide 6 - Quiz
Wat moet je aanvullen bij τῷ (r.4)?
A
niets
B
ἰσόρροπῷ
C
γενῷ
D
γένει
Slide 7 - Quiz
Welke vorm is γίνοιτο(r. 4)?
A
3e ev ind prae M
B
3e ev ind aor M
C
3e ev conj aor M
D
3e ev opt prae M
Slide 8 - Quiz
Hoe is deze optativus gebruikt?
A
iterativus
B
irrealis
C
potentialis
D
generalis
Slide 9 - Quiz
Welke functie heeft ἕκαστα (r.6)?
A
O
B
LV
C
BwB
D
ND
Slide 10 - Quiz
Wat is τοῦ (r. 7)
A
betrekkelijk vnw
B
aanwijzend vnw
C
persoonlijk
D
lidwoordherhaling (daarachter staat bvb)
Slide 11 - Quiz
Naar wie verwijst σφι (r.8)?
A
Spartanen
B
Atheners
C
Alkmeoniden
D
de bondgenoten van Sparta
Slide 12 - Quiz
Naar wie verwijst σφι (r.9)?
A
Spartanen
B
Atheners
C
Alkmeoniden
D
de bondgenoten van Sparta
Slide 13 - Quiz
Welke vorm is ποιήσασι (r. 10)?
A
3e mv conj aor A
B
3e mv conj prae A
C
ptc aor A dat ev v
D
ptc aor A dat mv m
Slide 14 - Quiz
Waarmee congrueert ἐπαρθέντες (r. 10)?
A
ἡμῖν
B
ἄνδρας
C
ξείνους
D
het onderwerp van ἐξηλάσαμεν
Slide 15 - Quiz
Wie worden bedoeld met: ἄνδρας ξείνους ἐόντας ἡμῖν (r. 11)?
A
Spartanen
B
Peisistratiden
C
Alkmeoniden
D
de bondgenoten van Sparta
Slide 16 - Quiz
Naar wie/wat verwijst τούτους (r. 12)
A
τῆς πατρίδος
B
τὰς Ἀθήνας
C
ἄνδρας ξείνους
D
ὑποχειρίας
Slide 17 - Quiz
Leg in eigen woorden uit waar ταῦτα (r. 13) naar verwijst.
Slide 18 - Open question
Wat is het antecedent van ὃς (r.14)
A
δήμῳ ἀχαρίστῳ
B
τὴν πόλιν
C
ἡμέας
D
τὸν βασιλέα
Slide 19 - Quiz
ἐξέβαλε (r.15):
Wie heeft wie uitgezet?
Slide 20 - Open question
Welke vorm is πειρησόμεθά (r. 18)
A
1e mv ind fut M
B
1e mv ind fut A
C
1e mv conj aor M
D
1e mv conj aor A
Slide 21 - Quiz
τούτου (r. 19): waarom staat dit woord in de genitivus?
A
het is bijvoeglijk bij αὐτοῦ
B
het is bijvoeglijk bij τόνδε Ἱππίην
C
γὰρ gaat met de genitivus
D
εἵνεκεν gaat met de genitivus
Slide 22 - Quiz
Naar wie/wat verwijst αὐτὸν (r.21)?
A
τὰς Ἀθήνας
B
κοινῷ στόλῳ
C
τόνδε Ἱππίην
D
τῶν πολίων
Slide 23 - Quiz
τὰ καὶ ἀπειλόμεθα (r. 21-22): leg in eigen woorden wat hiermee bedoeld wordt.
Slide 24 - Open question
More lessons like this
20c vanaf r.10
June 2019
- Lesson with
27 slides
Middelbare school
pallas 21A
March 2024
- Lesson with
29 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
vragen bij 3.51
December 2018
- Lesson with
34 slides
1.8 Zo was Caesar
September 2023
- Lesson with
21 slides
Latijn
Secundair onderwijs
taaloef 13B CD
March 2022
- Lesson with
17 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2,3
'Apollo' (opfristaak gramm. september)
September 2024
- Lesson with
27 slides
Grieks
Secundair onderwijs
2024-05-28 Grieks G2
May 2024
- Lesson with
25 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
pallas 22A
September 2019
- Lesson with
34 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4