This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Spelling
Slide 1 - Slide
Wat moet je leren voor de toets?
Cursus Spelling
H1 werkwoordspelling
H2 §1 leestekens
H2 §3 meervoudsvorming
H2 §4 tussenklanken
H2 §5 verkleinwoorden
H2 §8 trema
H2 §9 apostrof
H2 §10 trema
Slide 2 - Slide
Tips voor de toets
Bij werkwoordspelling: noteer de belangrijkste regels bovenaan je blad voor jezelf
Schrijf heel duidelijk: bij twijfel is je antwoord fout (duidelijk verschil hoofdletters en kleine letters, aan elkaar/los, etc.)
Slide 3 - Slide
Oefentoets
Noteer zo snel mogelijk je antwoord.
Slide 4 - Slide
Werkwoordspelling
Spel de werkwoorden tussen haakjes correct.
Zet komma's tussen de verschillende antwoorden.
Slide 5 - Slide
Als je de Amsterdam Arena … (betreden), … (worden) je … (verrassen) door het licht en de ruimte in het stadion.
Slide 6 - Open question
… (vinden) je leraar Nederlands het belangrijk dat je je werkstukken zonder spelfouten … (inleveren)?
Slide 7 - Open question
Frank de Boer … (achten) de 3-2 overwinning op Oekraïne een … (bedroeven) resultaat.
Slide 8 - Open question
Mijn beste vriend ... (facetimen, tt) mij elke week en vertelde pas dat hij heeft ... (rugbyen)
Slide 9 - Open question
Hoofdletters en leestekens.
Neem de zinnen over en plaats hoofdletters en leestekens.
Slide 10 - Slide
de boeddhistische monnik riep luid hé jullie moeten oppassen dat je in augustus geen lieveheersbeestjes doodt
Slide 11 - Open question
ik hoorde dat nienke van veen met pasen ten westen van de kerk in groningen een paashaas heeft gezien
Slide 12 - Open question
Meervoudsvorming
Noteer het meervoud.
Slide 13 - Slide
defilé
Slide 14 - Open question
essay
Slide 15 - Open question
medium
Slide 16 - Open question
symfonie
Slide 17 - Open question
mathematicus
Slide 18 - Open question
raaf
Slide 19 - Open question
paragraaf
Slide 20 - Open question
Tussenklanken in samenstellingen
Schrijf aan elkaar wat aan elkaar moet. Voeg zo nodig een tussenletter toe.
Slide 21 - Slide
geboorte + planning
Slide 22 - Open question
beer + sterk
Slide 23 - Open question
beer + vel
Slide 24 - Open question
knarsen + tanden
Slide 25 - Open question
asperge + soep
Slide 26 - Open question
groente + soep
Slide 27 - Open question
reus + sprong
Slide 28 - Open question
lange + afstand + loper
Slide 29 - Open question
Verkleinwoorden
Noteer het verkleinwoord.
Slide 30 - Slide
hobby
Slide 31 - Open question
kom
Slide 32 - Open question
taxi
Slide 33 - Open question
Liggend streepje, trema, apostrof, accenten
Schrijf woorden zo mogelijk aan elkaar. Plaats waar nodig een liggend streepje, een trema, een apostrof, een accent of een cedille. Trek samen wat je kunt samentrekken.