Werkwoorden

• Nederlands
• Secundair onderwijs

Soorten werkwoorden?

Ik ging lopen.

1. Hoofdwerkwoord
2. Hulpwerkwoord

Ik heb getwijfeld over België.

1. Hoofdwerkwoord
2. Hulpwerkwoord

Jij moet de presentatie voor morgen voorbereiden.

1. "Moet" is het hoofdwerkwoord, "voorbereiden" is het hulpwerkwoord.
2. "Moet" is het hulpwerkwoord, "voorbereiden" is het hoofdwerkwoord.
3. Beide werkwoorden zijn hoofdwerkwoorden.
4. Beide werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.

Welke zin bevat géén hulpwerkwoord?

1. Hij had dat kunnen weten.
2. We zijn gisteren vertrokken..
3. Ik las een interessant artikel.
4. Zij zullen morgen vroeg moeten vertrekken.

Mijn vader is een tovenaar.

1. WWG
2. NWG

Vergeet voor een keer hoeveel geld een miljoen is.

1. WWG
2. NWG

Wat is Mechelen een prachtig land!

1. WWG
2. NWG

De zon die 's nachts schijnt heet maan.

1. WWG
2. NWG

Hoe heet het veelgebruikte ezelsbruggetje om de koppelwerkwoorden te gebruiken?

Koppelwerkwoorden

Die zot heet Trump.

De les bleek veel te lang.

Het lijkt een gaslek.

Ooit was ik een soldaat.

De zon schijnt.

Je moeder lijkt op Jennifer Lawrence.

Jeroen Brouwers schrijft een boek.

Ik ren voor m'n agenda.

Ik las het deze week op het internet.

1. Transitief
2. Intransitief

Ik las deze week op het internet.

1. Transitief
2. Intransitief

Ik maak alles kapot.

1. Transitief
2. Intransitief

Billy breekt het glas

1. Transitief
2. Intransitief

Het glas breekt.

1. Transitief
2. Intransitief

Zo dichtbij en toch zo ver is Amsterdam.

1. Transitief
2. Intransitief

Is = koppelwerkwoord. Koppelwerkwoorden roepen geen lijdend voorwerp op, maar een naamwoordelijk gezegde. Dit is dus niet transitief. Een hele verwarrende oefening, maar knoop het in de oren!

Je vraagt of ik zin heb in een sigaret.

1. Transitief
2. Intransitief

Schrijf twee zinnen met hetzelfde pseudo-transitieve werkwoord: één transitieve en één intransitieve zin.

Ze heeft zich vermaakt.

1. Verplicht wederkerig
2. Toevallig wederkerig

Hij vergist zich vaak in de datum van de toets.

1. Verplicht wederkerig
2. Toevallig wederkerig

Hij heeft zich bezeert.

1. Verplicht wederkerig
2. Toevallig wederkerig

Ik herinner me nog de dag van je geboorte.

1. Verplicht wederkerig
2. Toevallig wederkerig

Ik amuseer me ernorm tijdens deze les over werkwoorden!

1. Verplicht wederkerig
2. Toevallig wederkerig