This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Nederlands
Pak je laptop en ga naar LessonUp.nl
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
Gezamenlijk oefenen met leesvaardigheid
Oefentoets terug
Leesboek
Slide 2 - Slide
Oerossen en wilde paarden
Eerste vragen bij leesvaardigheid zijn altijd theorie vragen.
Theorie staat op de "poster" die je van mij ontvangen hebt.
Niet direct een antwoord drukken, maar eerst luisteren naar wat ik vertel.
Slide 3 - Slide
1. Wat is de juiste aanvulling? De MEESTE informatie over het onderwerp van de tekst staat ...
A
in de eerste en laatste alinea.
B
in de inleiding.
C
in het middenstuk.
D
in de slotalinea.
Slide 4 - Quiz
Oerossen en wilde paarden
Voor vraag twee staat er:
Lees de tekst "Oerossen en wilde paarden" oriënterend.
Slide 5 - Slide
Oriënterend lezen
Slide 6 - Mind map
2. Wat is het onderwerp van de tekst?
A
De grot La Caverne de Pont d'Arc.
B
De vondst van rotstekeningen.
C
Oeroude tekeningen in een grot.
D
Prehistorische muurschilderingen.
Slide 7 - Quiz
3. Op welke manier maak je in de EERSTE alinea kennis met het onderwerp?
A
Alinea 1 geeft een aansprekend voorbeeld bij het onderwerp.
B
Alinea 1 geeft vooraf een samenvatting over het onderwerp.
C
Alinea 1 stelt een paar deskundigen voor over het onderwerp.
D
Alinea 1 stelt vragen over het onderwerp van de tekst.
Slide 8 - Quiz
Oerossen en wilde paarden
Voor vraag vier staat er:
Lees de tekst "Oerossen en wilde paarden" zoekend.
Slide 9 - Slide
Zoekend lezen
Slide 10 - Mind map
4. In welke alinea('s) krijg je informatie over wat deskundigen in de grot vonden? Noteer alleen de cijfers
Slide 11 - Open question
5. In welke alinea kun je lezen wat het gevolg was van de ontdekking van de echte grot?
Slide 12 - Open question
Oerossen en wilde paarden
Na tekst vijf staat er:
Lees de tekst nu HELEMAAL.
Dus vanaf de inleiding tot het met slot.
Slide 13 - Slide
6. De muurschilderingen in d grot van de Ardèche zijn 'enkele van de best bewaarde prehistorische muurschilderingen ter wereld'. (al. 2) Waar zijn volgens de schrijver nog meer van die goed bewaarde muurschilderingen te vinden.
Slide 14 - Open question
7. Welke drie begrippen gebruikt de schrijver voor de TIJD waarin de muurschilderingen van Chauvet zijn gemaakt?
Doe het zo: antwoord, antwoord, antwoord
Slide 15 - Open question
8. Welk tussenkopje past het best boven alinea 6 en 7?
A
Namaak
B
Koel en vochtig
C
Kunstenaars
D
Tekeningen
Slide 16 - Quiz
9. Stel je voor dat iemand het volgende beweert: de prehistorische muurschilderingen tonen hoe de fauna er in de laatste ijstijd uitzag. Welke alinea maakt duidelijk dat deze bewering klopt?
Slide 17 - Open question
10. Wat is voor de schrijver de AANLEIDING geweest om over de grot in Frankrijk te schrijven?
Slide 18 - Open question
11. Aan welke WOORDEN kun je snel vaststellen dat alinea 8 inderdaad de slotalinea van de tekst is?