klas 1B OOH, 1.5 spelling, leestekens, aanhalingstekens, tt van ww

1.5 Spelling

- leestekens

- aanhalingstekens

- tegenwoordige tijd van werkwoorden

Ik kan straks..

- Leestekens herkennen en 

   gebruiken.

- Aanhalingstekens herkennen en 

   gebruiken.

- De pv-ev-tt herkennen.

Leestekens

Leestekens helpen je een tekst beter/makkelijker te lezen en begrijpen.

- Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.

- Achter een vraag staat een vraagteken.

- Na een uitroep kan je een uitroepteken gebruiken.

- Een komma gebruik je bij:

               * een opsomming: ik ga rennen, vliegen, duiken, vallen en weer opstaan.

               * tussen twee persoonsvormen: Doordat hij loopt, kan hij niet schrijven.

Maak een korte zin met een vraagteken.

Maak een korte zin met een opsomming.

Aanhalingstekens

Hiermee geef je aan dat er iets aan de hand is met dat woord of stukje tekst. Dat kan zijn....

- Als je het precies opschrijft, zoals het gezegd wordt.

      vb. De docent zei: 'Nu allemaal even goed opletten.'

- Een citaat: dan schrijf letterlijk op wat er gezegd is.

     vb. "Als je klaar bent, ga je weer op de plaats zitten."

- Als je een woord speciale aandacht wilt geven.

     vb.  Peter vindt het woord 'sporadisch' een raar woord.

Tegenwoordige tijd van werkwoorden

De persoonsvorm tegenwoordige tijd heeft twee vormen:

1. De stam

      Deze gebruik je:

                  - Bij ik -> ik loop, ik ren, ik ga

                  - Bij je of jij achter de persoonsvorm -> loop je?, ren je?, ga je? 

                           LET OP! Je moet je in jij kunnen veranderen!

                  - Bij de gebiedende wijs -> Loop!, Ren!, Ga!

2. Stam + t

      Deze gebruik je:

                  - Bij je of jij voor de persoonsvorm -> je/jij loopt, je/jij loopt, je/jij gaat

                  - Bij hij -> hij loopt, hij rent, hij gaat

Welke zin heeft de juiste vorm van het werkwoord?

1. Hij vind dat niet goed.
2. Hij vindt dat niet goed.

Welke zin heeft de juiste vorm van het werkwoord?

1. Vind je dat wel goed?
2. Vindt je dat wel goed?

Welke zin heeft de juiste vorm van het werkwoord?

1. Wordt je vader daar gek van?
2. Word je vader daar gek van?

Ik kan nu..

- Leestekens herkennen en 

   gebruiken.

- Aanhalingstekens herkennen en 

   gebruiken.

- De pv-ev-tt herkennen.