22-26 mei De jongen op de berg

T G 3 D
Welkom



1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

T G 3 D
Welkom



Slide 1 - Slide

Onderwerpen P4: literatuur

  • roman: De jongen op de berg
  • theorie verhaalanalyse (zie werkboekje) met alle opdrachten
  • Nieuw Nederlands: beeldspraak, stijlfiguren
  • de achtergrondinformatie bij de roman

  • TEA 4: summatieve toets literatuur


    Slide 2 - Slide

    Programma deze week
    • Uitleg verhaalanalyse en roman John Boyne

    Slide 3 - Slide

    Leerdoelen deze week

    • Je hebt meer kennis en achtergrond gekregen bij de roman De jongen op de berg.





    Slide 4 - Slide

    Huiswerk
    Lezen t/m hst 12





    Bespreken

    Slide 5 - Slide

    Even terug....
    • Hst 4-7: Pierrot reist naar Duitsland, ontdekt sadistische trekken van Hitlerjugend, voegt zich in het leven van de Berghof bij tante Beatrix, die hem maant zich meer Duits te gedragen, heet nu Pieter,  moet zijn vriend Anshel vergeten en begroet de eigenaar van de Berghof: Hitler.
    • Hst 8-9: Hitler geeft Pieter een Hitlerjugenduniform cadeau, laat hem antisemitische boeken lezen. Pieter gedraagt zich nu hautain en vrouwonvriendelijk,  komt steeds meer onder Hitlers invloed. De Engelse hertog bezoekt Hitler.

    Slide 6 - Slide

    Welke zaken zijn je opgevallen?

    Slide 7 - Slide

    Even terug....
    • Hst 10: Pieter pikt kamer van Beatrix in, verloochent zijn vriendschap met Anshel en zijn liefde voor het kinderboek, verliest vriendin Katarina, ontdekt een complot en verraadt zijn tante en Ernst.
    • Hst 11-12: Scharführer Fischer aanbidt Hitler, maakt aantekeningen bij besprekingen. Ontmoet Leni Rieffenstahl. Nodigt Katarina uit op Eva Brauns feest, voelt zich miskend, randt haar aan. 

    Slide 8 - Slide

    Even terug....

    • Eerder uitleg gekregen van personages (karakterontwikkeling, hoofd- en bijfiguren,..), tijd (vertelde tijd, verteltijd, flashback, versnelling, vertraging,...), perspectief (personaal, meervoudig personaal, ik-, auctoriaal)
    • Begrip ruimte





    Slide 9 - Slide

    Ruimte en sfeer
    • Plaats waar de gebeurtenis zich afspeelt
    • Veel aandacht voor het beschrijven van de ruimte? Of wordt er gespeeld met beeld en geluid in een film? Dan is de ruimte belangrijk voor het verhaal: deze creëert bepaalde sfeer
    • Parallellie:  ruimte komt overeen met gebeurtenis of gevoel van personage (verliefd stel = bloemenveld)
    • Contrast: ruimte is in tegenstelling met gebeurtenis of gevoel (zon tijdens begrafenis)

    Slide 10 - Slide

    Welke ruimtes zijn betekenisvol?

    Slide 11 - Slide

    Welke vragen heb je nog? 

    Slide 12 - Slide

    Zelfstandig werken
    zie boekje met opdrachten: maken t/m 10



    Slide 13 - Slide

    T G 3 D
    Welkom



    Slide 14 - Slide

    Leerdoel deze week

    • Je hebt meer kennis en achtergrond gekregen bij de roman De jongen op de berg.





    Slide 15 - Slide

    Huiswerk
    Opdrachten  t/m 10





    Bespreken

    Slide 16 - Slide

    Programma
    1. Bespreking opdrachten
    2. Korte herhaling beeldspraak en stijlfiguren
    3. Voorlezen

    Slide 17 - Slide

    Stijlfiguren: voor een krachtige boodschap (H1, ws)
    • herhaling (repetitio): macht, macht en nog eens macht
    • opsomming (enumeratio): T-shirts, broeken, long sleeves, schoenen
    • (opsomming in drieën): lezen, schrijven, praten
    • (vaste opsomming: drieslag): veni, vidi, vici
    • climax: regen, hagel, onweer (oplopend)
    • omgekeerde climax: geen auto, geen scooter, maar een gewone fiets (aflopend)

    Slide 18 - Slide

    Stijlfiguren: voor een krachtige boodschap met gevoel (H2, ws)
    • hyperbool: overdrijving "Je twijfelt nu al een jaar of je naar dat feestje gaat." (al een tijdje)
    • understatement: afzwakking "Die Tesla kostte wel een paar centjes" (heel veel geld)
    • eufemisme: afzwakking om de boodschap minder hard te laten overkomen: "We hebben onze hond laten inslapen."  (laten doodgaan)
    • litotes: ontkenning van het tegenovergestelde "Ze is bepaald niet dom"  (ze is heel slim)

    Slide 19 - Slide

    Vergelijking, metafoor, personificatie en metoniem

    Slide 20 - Slide

    Beeldspraak: voor krachtige taal
    1. Vergelijking: beeld én object ( "Je kamer lijkt wel een zwijnenstal")
    2. Metafoor: alleen het beeld wordt genoemd ("Wat een zwijnenstal!"). Spreekwoorden zijn metaforen.
    3. Metoniem: kenmerk van het object genoemd (geef mij nog maar een bordje)
    4. Personificatie: een ding/dier krijgt een menselijke eigenschap toebedeeld (De wind fluistert haar naam)

    Slide 21 - Slide