11-15 sept. Literatuur Beeldspraak en Stijlfiguren

Welkom 
TG3D
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 
TG3D

Slide 1 - Slide

Leerdoelen deze week

  • Je kunt stijlfiguren en beeldspraak herkennen in een tekst en gebruiken
  • Je hebt werkwoordspelling verbeterd





Slide 2 - Slide

Huiswerk
lezen tot pag. 188, opdrachten maken t/m 13.

Slide 3 - Slide

Wat valt je op bij deze formuleringen?
  • Het enige waarin Poetin geïnteresseerd is, is macht, macht en nog eens macht. 
  • Hij koopt graag T-shirts, broeken, long sleeves, schoenen: hij is gewoon dol op nieuwe kleding.
  • "Die training was echt afschuwelijk: ik ging echt dood!"



Slide 4 - Slide

Stijlfiguren: voor een krachtige boodschap 
  1. herhaling: Poetin wil macht, macht en nog eens macht.
  2. parallellisme: herhaling van een bepaald zinsbouw: Als hij slaapt, laat ik hem slapen. Als hij eet, laat ik hem eten.
  3. opsomming: T-shirts, broeken, long sleeves, schoenen
  4. bijzondere opsomming: climax: regen, hagel, onweer (oplopend)
  5. bijzondere opsomming: omgekeerde climax: geen auto, geen scooter, maar een gewone fiets (aflopend)

Slide 5 - Slide

Welkom
 TG3D

Slide 6 - Slide

Leerdoelen deze week

  • Je kunt stijlfiguren en beeldspraak herkennen in een tekst en gebruiken
  • Je hebt werkwoordspelling verbeterd





Slide 7 - Slide

Huiswerk
lezen tot pag. 204, toetsje werkwoordspelling

Slide 8 - Slide

Pak je laptop en maak de toets die klaarstaat in LessonUp



Klaar met de toets? Verder lezen in je roman

Slide 9 - Slide

Theorie stijlfiguren en beeldspraak

Al behandeld: herhaling, parallellisme, opsomming, climax, anti-climax

Slide 10 - Slide

Stijlfiguren: voor een krachtige boodschap 
  1. antithese (tegenstelling): woorden of zinnen die samen een tegenstelling vormen, staan dicht bij elkaar: "Wij voeren geen bittere oorlog. Onze wraak is zoet."
  2. paradox: een schijnbare tegenstelling. Het lijkt of twee woorden of zinnen volledig tegengesteld zijn, maar als je goed leest, klopt het toch "We moeten vechten voor de vrede" 
  3. hyperbool (overdrijving): "Ik ging echt dood tijdens die training."

Slide 11 - Slide

Stijlfiguren: voor een krachtige boodschap 
  1. eufemisme: stijlfiguur dat op een verzachtende manier iets uitdrukt dat moeilijk of pijnlijk is. Daardoor komen de woorden misschien hard over "Ze gaat voortaan wonen achter haar eigen naam" => scheiding "U heeft extra reistijd"=> vertraging
  2. op een retorische vraag verwacht je geen antwoord. Als de klas niet aan het werk gaat, zegt de docent "Of willen jullie je werk liever na school afmaken?"

Slide 12 - Slide

Welk stijlfiguur?

  • De gedoodverfde winnaar werd geen eerste, geen tweede, zelfs geen derde, maar voorlaatste.
  • Ze kon van alles eten: koekjes, gomballen, chocola, kauwgom, lolly’s, drop, maar Carina kwam geen grammetje aan.
  • Ik zie je terwijl je afwezig bent. Ik hoor je terwijl je zwijgt. Ik voel je terwijl je er niet bent.
  • Zonnestralen, bliksemschichten
  • We hebben onze hond laten inslapen.

Slide 13 - Slide

Welk stijlfiguur?

  •  ...geen eerste, geen tweede, zelfs geen derde, maar voorlaatste: omgekeerde climax

  • Koekjes, gomballen, chocola, kauwgom, lolly’s, drop: opsomming
  • Ik zie je terwijl je er niet bent. Ik hoor je terwijl je zwijgt: parallellisme
  • Zonnestralen, bliksemschichten: antithese
  • ...onze hond laten inslapen: eufemisme

Slide 14 - Slide

Welk stijlfiguur?

  • Annelies heeft naar eigen zeggen vannacht geen oog dicht gedaan.
  • De directie zal met een plan komen, waarin ze uit de doeken doet dat ze het bedrijf gaat afslanken.

Slide 15 - Slide

Welk stijlfiguur?

  • Annelies heeft naar eigen zeggen vannacht geen oog dicht gedaan => hyperbool
  • De directie zal met een plan komen, waarin ze uit de doeken doet dat ze het bedrijf gaat afslanken => eufemisme

Slide 16 - Slide

Beeldspraak 
  1. vergelijking (met of zonder verbindingswoord)
  2. metafoor
  3. personificatie ((Talent: vwo 2e klas § 4.2)

Bij beeldspraak gebruik je woorden in een 
figuurlijke betekenis. Goede beeldspraak maakt een (gesproken) tekst mooier, duidelijker en krachtiger.


Slide 17 - Slide

1. Vergelijking
Bij een vergelijking is er een object (dat wat er "echt" is of letterlijk bedoeld wordt) en een beeld. Die twee worden met elkaar vergeleken.

Object: vent (die zie je echt). Beeld dat je wilt geven: beer

  • Dat is echt een beer van een vent.
  • Ze ziet eruit als een vogelverschrikker (als: verbindingswoord)

Slide 18 - Slide

Je kamer ziet eruit ALS...
Je kamer LIJKT WEL...
...een zwijnenstal.

Slide 19 - Slide

2. Metafoor
Een metafoor lijkt op een vergelijking, maar het object (dat wat "echt" is of letterlijk bedoeld wordt) ontbreekt in een zin. 
Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn ook metaforen.

  • Het schip der woestijn (kameel)
  • Een tsunami van nieuwe voorschriften (een enorme berg)
  • Een vruchtbare vergadering (een vergadering met resultaat)
  • Zij is een spin in het web  (zij heeft veel contacten)

Slide 20 - Slide

3. Personificatie
  • Bij een personificatie geef je menselijke eigenschappen aan een concreet, levenloos voorwerp of iets abstracts.
  • De wind huilt om het huis
  • Papier is geduldig

Slide 21 - Slide

Welke vragen heb je nog? 



Wat is fictie?
Wat wordt bedoeld met een realistisch boek? 

Slide 22 - Slide

Zelfstandig werken
* zie boekje met opdrachten: theorie lezen over spanning, realisme, fictie en opdrachten maken t/m 18
* lezen in de roman t/m 223
* roman uit? Recensies zoeken en lezen op Lexus Nexus



Slide 23 - Slide

Welkom TG3D
Programma:

Toetsje werkwoordspelling
Huiswerk bespreken
Vragen formuleren over de roman 

Leerdoel: inzicht verwerven in het verhaal

Slide 24 - Slide