2.8 spelling herhaling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

2.8 Spelling

Pak je laptop/ schrift/ boek/ pen

Lesdoelen

Aan het einde van de les...

• hoe je de verleden tijd van een werkwoord goed spelt;


• hoe je het meervoud schrijft van woorden op -ie en -ee.

Wat zijn zwakke en sterke werkwoorden? 

Welk werkwoord is NIET zwak?

1. botsen
2. vliegen
3. varen
4. staren

V.t. van 'fietsen'
=

1. fietsen
2. fiettsen
3. fietsten
4. fietsden

V.t. van 'halen'
=

1. haalten
2. haaldden
3. haalden
4. halden

Om te weten of er -te(n) of -de(n) achter een ww komt, kijk je naar de...

1. stam
2. ik-vorm
3. hij/zij/het/jij-vorm
4. wij-vorm

Zwakke werkwoorden

Zwakke werkwoorden krijgen de standaardregel: 

stam + de(n) of stam + te(n)

Stam = infinitief - en

Staat de laatste letter in x't kofschip? + te(n)

Staat de laatste letter NIET in x't kofschip? + de(n)

Wij-vorm = + n

Wat zijn de stappen bij zwakke werkwoorden?

infinitief	stam	't kofschip x	PV VT
schroeven	schroev	nee	ik schroef de(n)
vissen	vis	ja	wij vis ten
sporten	sport	ja	hij sport te

Zet in het werkwoord in de vt:
Joost (duwt) Kristien.

Zet de pv in de vt:
Mijn ouders (wekken) mij in de ochtend.

Zet de pv in de vt:
Vroeger (blaffen) Storm en Jackie harder.

V.t. van (kloppen)
Wij...

V.t. van (branden)
Hij...

V.t. van (starten)
Hij...

V.t. van (verspreiden)
Wij...

V.t. van (leiden)
... jij de groep?

Zet de pv in de vt:
Hij (brengen) mij vanochtend.

V.t. van 'kopen'
=

1. kochten
2. koopten
3. koopden
4. kopten

Sterke werkwoorden veranderen ...............
van klank.

1. wel
2. niet

Sterke  werkwoorden 

Wat zijn sterke werkwoorden?

Kun je ook voorbeelden bedenken?

Sterke werkwoorden in de vt

Sterke werkwoorden veranderen van klank.

zitten - liggen - brengen

=

zaten - lagen - brachten

Mijn moeder (vinden) mijn Apple Watch.

Wij (geven) haar een stuk taart.

Klaasje (worden) de eerste.

Koen en Jaspper (komen) niet naar school.

5 december (zijn) het Sinterklaas.

(Hebben) jij ook zoveel zin in Kerstmis?

Ik (gaan) mee met jou.

Het baasje (fluiten) naar de hond.

Mijn beste vriendin (houden) van chocola.

Sterk of zwak?

geven

1. sterk
2. zwak

boeken

1. sterk
2. zwak

bidden

1. sterk
2. zwak

MV 'industrie'

1. industriën
2. industrieën
3. industrien
4. industrieeën

MV 'slee'

1. sleën
2. sleeen
3. sleeën
4. sleëen

Trema

Mv van 'kopie'

1. kopieën
2. kopieeën
3. kopiën
4. kopien

Afmaken 2.8