A2c - Periode 1, Les 8 - GSE (01-10-2021)

Bienvenidos
1 / 30
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bienvenidos

Slide 1 - Slide

Leerdoelen van deze week
  1. je kent de woorden voor je familieleden 
  2. Je kent de bezittelijk voornaamwoorden en kan deze gebruiken in zinnen over je familie 
  3. je kunt vertellen hoe iemands karakter is
  4. je kent hoeveelheidswoorden 
  5. je kunt de voegwoorden 'y, pero, ni' gebruiken in zinnen. 
  6. je weet wanneer je 'un' of ' uno' gebruikt, en wanneer 'y' of 'e'

Bijv. : Mi hermano es un chico bastante guapo e inteligente.  


Slide 2 - Slide

El programa 
  1. Comprobar los deberes, SO inhalen (10m)
  2. Canción (liedje), voc. p.39 (10m)
  3. Frases clave 3 'el carácter' (10m)
  4. Lectura voc p.40: los amigos de Kike (10m)
  5. SO bespreken (10m)
  6. Repaso (herhaling grammatica) -> online 
  7. Evaluación, deberes (5m)
              
¿Listo?
Maak je eigen stamboom (zie lessonup).

Slide 3 - Slide

SO inhalen

Slide 4 - Slide

Comprobar los deberes
leren: 
vocab 3.3
gram 2, 6, 19, TB p.47 (y,pero,ni)

maken:
bijv. nmw. voc. p.9 oef 3-4
y/pero/ni/un/uno: voc p.14 oef 2
bezitt vnw voc p.13 oef 5 + WB p.33 oef 10 -> antwoordenblad grijze werkboek

Slide 5 - Slide

Canción
'Me gusta cómo eres'

Voc. p.39
  1. Vul de lege plekken in.
  2. Beantwoord de vraag: Waar gaat het liedje over? 
GJ1 H3 Canción

Slide 6 - Slide

Frases clave 3
(Voc p.7)
timer
10:00

Slide 7 - Slide

10 min - Lectura: los amigos de Kike 

Voc. p.40, ejercicio 1: 'Los amigos de Kike'

 

Lees de tekst.

Wie is wie? Schrijf de namen bij de juiste personen.


¿Listo?           Estudiar vocab. 3.3 + frases clave 3
timer
10:00

Slide 8 - Slide

 Vocabulario 

- Voca 3.3 (beide richtingen)
- Frases clave 3 p. 7

Leer in stilte!


timer
5:00

Slide 9 - Slide

SO bespreken

Slide 10 - Slide

Herhaling
Bestudeer de volgende slides, totdat je bij de online  oefeningen komt ' practicar en internet'.

- bijvoeglijk naamwoord (guapo, inteligente, rubio ...)
- bijwoord van hoeveelheid (un poco, muy...)
- bezittelijk voornaamwoord (mi, tu, su ...)
-werkwoorden

Slide 11 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord 



Een knappe man.
Un hombre guapo.

Slide 12 - Slide

let op: m/v en ev/mv
la chica guapa - las chicas guapas
el chico guapo - los chicos guapos

el libro original - los libros originales

Slide 13 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord enkelvoud
mi coche               - mijn auto
tu coche                - jouw auto
su coche               - zijn/haar/uw auto
nuestro coche    - onze auto                        nuestra casa - ons huis
vuestro coche    - jullie auto                         vuestra casa  - jullie huis
su coche               - hun/uw auto

Slide 14 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord meervoud
mis coches                           - mijn auto's
tus coches                            - jouw auto's
sus coches                            - zijn/haar/uw auto's
nuestros coches                 - onze auto's                  nuestras casas - onze huizen
vuestros coches                - jullie auto's                     vuestras casas - jullie huizen
sus coches                           - zijn/haar/uw auto's

Slide 15 - Slide

Even samengevat.......
  • Je kijkt naar het zelfstandig naamwoord wat achter het bezittelijk voornaamwoord staat. 
  • Is het zelfstandig naamwoord meervoud, dan is ook het bezittelijk voornaamwoord meervoud.
  • Bij nuestro/-s en vuestro/-s verandert het in nuestra/-s en vuestra/-s als het zelfstandig naamwoord wat erachter komt vrouwelijk is. 

Slide 16 - Slide

Bijwoorden v. hoeveelheid
Met de woorden muy, bastante, un poco, no, nada geef je aan in hoeverre iemand een bepaalde eigenschap bezit.

María es muy alta. 
Su hermana es bastante inteligente. 
Martín no es muy guapo.

'Un poco' gebruik je alleen bij een negatieve eigenschap.
Es un poco feo/a.


Slide 17 - Slide

VERBOS

Slide 18 - Slide

verbos -ar,-er,-ir
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
-AR
hablo
hablas
habla

hablamos
habláis
hablan
-ER
-o
-es
-e

-emos
-éis
-en

-IR
-o
-es
-e

-imos
-ís
-en

Slide 19 - Slide

verbos: ser / tener
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
ser
soy
eres
es

somos
sois
son
tener (ie)
tengo
tienes
tiene

tenemos
tenéis
tienen

Slide 20 - Slide

llamarse
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
me 
te
se
            +
nos 
os 
se 
llamo
llamas
llama

llamamos
llamáis
llaman

Slide 21 - Slide

 Practicar en Internet (online)
- Oef 1 (bijvoeglijk naamwoord)
- Oef 2 (kleuren - voca)
- Oef 3 (werkwoorden, verbuga)

Bij oef 3: 
Klik aan bij werkwoorden: vivir, comer, hablar, ser, tener, llamarse
Klik aan bij tijden: presente

Slide 22 - Slide

Wat heb je geleerd?
Wat vind je nog moeilijk?

Slide 23 - Mind map

Deberes
leren: 
frases clave 3 + vocab. 3.3 + gram nr. 2, 6, 35

maken: 
los amigos de Kike voc. p.40
bez. vnw. voc. p.13 oef 6
y/pero/ni voc. p.14 oef 3
zelfstandig oefenen met de werkwoorden, online oefeningen (zie deze lessonup van les 8, oranje pagina's)

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

10 min - Hacer ejercicios 


¿Qué?              Somos gen.: p. 9 ej 3 + 4, p. 13 oef 6 

¿Cómo?          Individualmente

¿Tiempo?      5 min 
¿Meta?           Practicar con la gramática

¿Listo?            Estudiar el vocabulario 3.1, 3.2, 3.3
timer
10:00

Slide 26 - Slide

Schrijf de vertalingen op in je schrift: 

- Hij is heel knap
- Ze is blond en heeft blauwe ogen
- Mijn opa is gek van voetbal
- Ik woon met mijn ouders en mijn zus 

Slide 27 - Slide

Repaso: La familia
¿Cómo se llaman los miembros de la familia?

Slide 28 - Slide

La familia: 
Apunta las palabras, escucha el vídeo y traduce.
  1. vader 
  2. moeder 
  3. ouders 
  4. broer 
  5. zus 
  6. oom
  7. tante 


8. oma 
9. opa 
10. neef 
11. nicht 
12. ............ (zelf kiezen)
13. ............. (zelf kiezen)

Slide 29 - Slide

Tu familia (stamboom) 
Maak een stamboom van je familie:
  • schrijf de Spaanse woorden voor opa en oma en zet de namen erbij (kies zelf je moeders of vaders kant)
  • Teken lijntjes als in een stamboom en voeg familieleden toe

Klaar? Leer de frases clave 2 +3

Slide 30 - Slide