Je kijkt naar het zelfstandig naamwoord wat achter het bezittelijk voornaamwoord staat.
Is het zelfstandig naamwoord meervoud, dan is ook het bezittelijk voornaamwoord meervoud.
Bij nuestro/-s en vuestro/-s verandert het in nuestra/-s en vuestra/-s als het zelfstandig naamwoord wat erachter komt vrouwelijk is.
Slide 7 - Slide
bijwoorden van hoeveelheid
Wat is een bijwoord?
poco = weinig
bastante = redelijk/ best
mucho = veel
demasiado = teveel
NB!!! deze bijwoorden kunnen ook bijvoeglijk gebruikt worden.
Wat weet je nog van bijvoeglijke naamwoorden in het Spaans?
Een bijwoord zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord/een ander bijwoord of over een werkwoord. Een bijwoord is onveranderlijk.
Slide 8 - Slide
muy en mucho
muy is een bijwoord en staat voor een bijvoeglijk naamwoord. Het betekent dan "heel" of "erg".
mucho als bijwoordzegt iets over een werkwoord. Het is dan onveranderlijk. vb: Juan trabaja mucho.
mucho als bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. In dat geval past het zich aan aan het zelfstandig naamwoord waar het bij staat.
vb: Hay mucha gente. Tengo muchos libros.
Slide 9 - Slide
Bijwoorden v. hoeveelheid
Met de woorden muy, bastante, un poco, no, nada geef je aan in hoeverre iemand een bepaalde eigenschap bezit.
María es muy alta.
Su hermana es bastante inteligente.
Martín noes muy guapo.
'Un poco' gebruik je alleen bij een negatieve eigenschap.
Es un poco feo/a.
Slide 10 - Slide
Hacer ejercicios
¿Qué? VOC unidad 3 'Somos geniales' p. 11,12,13 ej. 1,2,4,5
¿Cómo? Individualmente
¿Tiempo? 20 min
¿Meta? Practicar con la gramática
¿Listo? Estudiar el vocabulario 3.2
timer
20:00
Slide 11 - Slide
vader
moeder
ouders
broer
zus
oom
tante
oma
opa
neef
nicht
padre
madre
padres
hermano
hermana
tío
tía
abuela
abuelo
primo
prima
Slide 12 - Slide
El padre de mi padre es mi...
A
hermano
B
abuelo
Slide 13 - Quiz
La hermana de mi madre es mi...
A
abuela
B
tía
Slide 14 - Quiz
El hijo de mis padres es mi..
A
hermano
B
hermana
Slide 15 - Quiz
La hija de mi tía es mi...
A
madre
B
prima
Slide 16 - Quiz
10 min - La familia/ frases clave
¿Qué? TB. p. 46 3A+ 3B
¿Cómo? Individualmente
¿Tiempo? 10 min
¿Meta? Practicar con la gramática
¿Listo? Maak een stamboom
timer
10:00
Slide 17 - Slide
Maak een stamboom
tot aan je oma en opa van moeders of vaderskant
noem de spaanse naam voor wat de persoon van jou is + naam