H2c- Les 8 - Woe 25/10/2017

1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Bienvenidos

Hoy es......

miércoles.


¿Qué aprendiste la clase anterior?

Slide 2 - Slide

Leerdoelen van vorige les:
- je kent de woorden voor je familie 
- Je kent de bezittelijk voornaamwoorden en kan deze gebruiken in zinnen over je familie 
- je kent bijwoorden van hoeveelheid en kunt deze gebruiken over je familie 

Bijv. : Mi hermano es bastante guapo.   

Slide 3 - Slide

Schrijf de vertalingen op in je schrift: 

- Hij is heel knap
- Ze is blond en heeft blauwe ogen
- Mijn opa is gek van voetbal
- Ik woon met mijn ouders en mijn zus 

Slide 4 - Slide

Leerdoelen van deze week :
- je kent de woorden voor je familie 
-  Je kent de bezittelijk voornaamwoorden en kan deze gebruiken in zinnen over je familie 
- je kent bijwoorden van hoeveelheid en kunt deze gebruiken over je familie 
- je kent de vervoegingen van de w.w.
Bijv. : Mi hermano es bastante guapo.  


Slide 5 - Slide

El programa de miércoles 25 de octubre














  • 5 min    - Terugblik/ Vooruitblik
  • 10 min  - S.O.  terug
  • 10  min  - Herhaling
  • 10 min  - Bespreken HW. 
  • 5 min   - Vocabulario 
  • 15 min  - La familia  + frases clave
  • 10 min  - Werkwoorden  







  • Los deberes

Slide 6 - Slide

S.O. bekijken
10 min

1. Tel het aantal fouten na.
2. Schrijf op:
-Waar je fouten gemaakt heb & hoeveel
- Hoe goed je geleerd had (cijfer 1-10)
- Wat je volgende keer anders kan doen

Slide 7 - Slide

-Waar je fouten gemaakt heb & hoeveel
- Hoe goed je geleerd had (cijfer 1-10)
- Wat je volgende keer anders kan doen

Slide 8 - Open question

Herhaling
- bijv. nw
- bijwoord v. hoeveelheid
- bezitt. vnw

Slide 9 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord 



Een knappe man.
Un hombre guapo.

Slide 10 - Slide

let op: m/v en ev/mv
la chica guapa - las chicas guapas
el chico guapo - los chicos guapos

el libro original - los libros originales

Slide 11 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord enkelvoud
mi coche               - mijn auto
tu coche                - jouw auto
su coche               - zijn/haar/uw auto
nuestro coche    - onze auto                        nuestra casa - ons huis
vuestro coche    - jullie auto                         vuestra casa  - jullie huis
su coche               - hun/uw auto

Slide 12 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord meervoud
mis coches                           - mijn auto's
tus coches                            - jouw auto's
sus coches                            - zijn/haar/uw auto's
nuestros coches                 - onze auto's                  nuestras casas - onze huizen
vuestros coches                - jullie auto's                     vuestras casas - jullie huizen
sus coches                           - zijn/haar/uw auto's

Slide 13 - Slide

Even samengevat.......
  • Je kijkt naar het zelfstandig naamwoord wat achter het bezittelijk voornaamwoord staat. 
  • Is het zelfstandig naamwoord meervoud, dan is ook het bezittelijk voornaamwoord meervoud.
  • Bij nuestro/-s en vuestro/-s verandert het in nuestra/-s en vuestra/-s als het zelfstandig naamwoord wat erachter komt vrouwelijk is. 

Slide 14 - Slide

Bijwoorden v. hoeveelheid
Met de woorden muy, bastante, un poco, no, nada geef je aan in hoeverre iemand een bepaalde eigenschap bezit.

María es muy alta. 
Su hermana es bastante inteligente. 
Martín no es muy guapo.

'Un poco' gebruik je alleen bij een negatieve eigenschap.
Es un poco feo/a.


Slide 15 - Slide

5 min - Hacer ejercicios 


¿Qué?              Somos gen.: p. 9 ej 3 + 4

¿Cómo?          Individualmente

¿Tiempo?      5 min 
¿Meta?           Practicar con la gramática

¿Listo?            Estudiar el vocabulario 3.2 
timer
5:00

Slide 16 - Slide

10 min - Corregir los deberes
¿Qué?               3.2 + frases clave 1&2 beide richtingen 
                            voc p.11 oef 1,2 (bez vnw) + p. 9 oef 3,4 
                            WB p.31 oef 4,5,7 
                            Stamboom van je eigen familie 
¿Cómo?           En clase completa
¿Tiempo?        10 min
¿Meta?             aprender de tus errores

¡Corrige con un bolígrafo de otro color!

Slide 17 - Slide

5 min - Vocabulario 

- Voca 3.2 (beide kanten)
- Frases clave 2 p. 6

Leer in stilte!


timer
5:00

Slide 18 - Slide

10 min - La familia/ frases clave


¿Qué?              TB. p. 46 3A+ 3B

¿Cómo?          Individualmente

¿Tiempo?      10 min 
¿Meta?           Practicar con la gramática

¿Listo?            Practicar con el texto para que puedas contarlo a tus compañeros
timer
10:00

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

VERBOS

Slide 21 - Slide

verbos -ar,-er,-ir
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
-AR
hablo
hablas
habla

hablamos
habláis
hablan
-ER
-o
-es
-e

-emos
-éis
-en

-IR
-o
-es
-e

-imos
-ís
-en

Slide 22 - Slide

verbos: ser / tener
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
ser
soy
eres
es

somos
sois
son
tener (ie)
tengo
tienes
tiene

tenemos
tenéis
tienen

Slide 23 - Slide

llamarse
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
me 
te
se
            +
nos 
os 
se 
llamo
llamas
llama

llamamos
llamáis
llaman

Slide 24 - Slide

Werkwoorden 
Oefenen met ww - Verbuga
Klik aan bij werkwoorden: beber, comer, hablar, ser, tener, llamarse
Klik aan bij tijden: presente

Slide 25 - Slide

Los deberes

leren: 
• vocab 3.2/ 3.3
• werkwoorden -ar,-er,-ir, ser, tener, llamarse  
• TB p.47 (y,pero,ni) 

maken:
• ' SOMOS GENIALES' p. 12, oef 3,4 + p. 13 oef 5,6 + p. 14 oef 1 
• Tekst over je eigen gezin (met wie woon je, namen, leeftijden + 1 extra detail)
• Oefenen ww met verbuga

    Slide 26 - Slide

    Evaluación



    • ¿Qué?
    * Wat gaat goed?
    * Wat gaat minder goed?

    • ¿Cómo?
    * Klassikaal



    Slide 27 - Slide