kww hww zww

zww, kww en hww
Lotte B, Lotte d.H, Omar, Sami en Nikita 

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

zww, kww en hww
Lotte B, Lotte d.H, Omar, Sami en Nikita 

Slide 1 - Slide

zelfstandig werkwoord (zww)
Het zelfstandig werkwoord is het belangrijkste werkwoord van de zin en kan niet weggelaten worden.  
Als er meerdere werkwoorden in de zin staan kan je dit werkwoord vinden door werkwoorden weg te strepen en te vervangen voor een van de andere werkwoorden tot je nog maar een werkwoord overhoud (de zin moet grammaticaal kloppen).  
Als het belangrijkste werkwoord van de zin niet bij de werkwoorden hieronder hoort, is het een zelfstandig werkwoord.  
Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, vóórkomen.  
Als je een zelfstandig werkwoord hebt in de zin krijg je een werkwoordelijk gezegde (wg).

Slide 2 - Slide

koppelwerkwoord (kww)
Het koppelwerkwoord is het belangrijkste werkwoord in de zin en kan niet weggelaten worden.  
Als er meerdere werkwoorden in de zin staan kan je dit werkwoord vinden door werkwoorden weg te strepen en te vervangen voor een van de andere werkwoorden tot je nog maar een werkwoord overhoud (de zin moet grammaticaal kloppen).  
Als het belangrijkste werkwoord van de zin een van de werkwoorden hieronder is (of een vervoeging), is het een zelfstandig werkwoord.  
Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, vóórkomen.  
Als je een koppelwerkwoord hebt in de zin krijg je een naamwoordelijk gezegde (ng).

Slide 3 - Slide

hulpwerkwoord (hww) 
Het hulpwerkwoord is een werkwoord in de zin die eventueel weggelaten kan worden en extra zegt over wat het onderwerp doet.

Slide 4 - Slide

let op!
  Als er een werkwoord in de zin staat is dit áltijd een zww of een kww!  
Je kan nooit meerdere kww’s of zww’s in een zin hebben, tenzij je een samengestelde zin hebt

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Maarten heeft twee oudere broers.
wat is heeft voor werkwoord?
A
zww
B
hww
C
kww

Slide 7 - Quiz

Ik ben de hele dag thuis gebleven.
wat is ben voor werkwoord?
A
zww
B
hww
C
kww

Slide 8 - Quiz

Spelen jullie graag met videospelletjes.
wat is spelen voor werkwoord?
A
zww
B
hww
C
kww

Slide 9 - Quiz

de dokter blijkt afwezig te zijn.
wat blijkt en zijn voor werkwoorden?
A
kww en hww
B
zww en hww
C
zww en kww
D
hww en kww

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Einde!

Slide 12 - Slide