This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Tijd en Snelheid Rekenen
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoel
Aan het einde van de les kun je de tijd en snelheid berekenen en toepassen in dagelijkse situaties.
Slide 2 - Slide
Introduceer het leerdoel en leg uit wat de studenten zullen leren.
Wat weet je al over tijd en snelheid rekenen?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Wat is tijd?
Tijd is de duur tussen twee gebeurtenissen. Het wordt uitgedrukt in seconden, minuten, uren, dagen, weken, maanden en jaren.
Slide 4 - Slide
Leg uit wat tijd is en hoe het wordt uitgedrukt.
Wat is snelheid?
Snelheid is de afstand die wordt afgelegd in een bepaalde tijd. Het wordt uitgedrukt in meter per seconde (m/s), kilometer per uur (km/u) en mijl per uur (mph).
Slide 5 - Slide
Leg uit wat snelheid is en hoe het wordt uitgedrukt.
Hoe bereken je tijd?
Tijd = afstand / snelheid
Slide 6 - Slide
Laat zien hoe tijd wordt berekend en geef een voorbeeld.
Hoe bereken je snelheid?
Snelheid = afstand / tijd
Slide 7 - Slide
Laat zien hoe snelheid wordt berekend en geef een voorbeeld.
Voorbeeld 1
Als je 100 km aflegt in 2 uur, wat is dan je snelheid?
Slide 8 - Slide
Laat de studenten dit voorbeeld samen oplossen en controleer hun antwoorden.
Voorbeeld 2
Als je met een snelheid van 60 km/u rijdt, hoe lang duurt het dan om 120 km af te leggen?
Slide 9 - Slide
Laat de studenten dit voorbeeld samen oplossen en controleer hun antwoorden.
Tijdzones
Tijdzones zijn gebieden op aarde waar dezelfde standaardtijd wordt gebruikt. Er zijn 24 tijdzones.
Slide 10 - Slide
Leg uit wat tijdzones zijn en hoe ze worden gebruikt.
Rekenen met tijdzones
Om te rekenen met tijdzones, moet je weten hoeveel uur het tijdsverschil is tussen de twee tijdzones. Als het tijdsverschil 3 uur is en het is 12 uur 's middags in tijdzone A, dan is het 9 uur 's ochtends in tijdzone B.
Slide 11 - Slide
Leg uit hoe je kunt rekenen met tijdzones en geef een voorbeeld.
Praktische toepassingen
Tijd en snelheid worden gebruikt in veel dagelijkse situaties, zoals het berekenen van reistijden, het bepalen van de prijs per kilometer van een taxi en het plannen van de levering van pakketten.
Slide 12 - Slide
Laat zien hoe tijd en snelheid worden gebruikt in het dagelijks leven en vraag de studenten om andere voorbeelden te geven.
Oefeningen
Geef de studenten enkele oefeningen om te oefenen met het berekenen van tijd en snelheid.
Slide 13 - Slide
Geef de studenten de opdracht om enkele oefeningen te maken en controleer hun antwoorden.
Samenvatting
Tijd is de duur tussen twee gebeurtenissen en snelheid is de afstand die wordt afgelegd in een bepaalde tijd. Tijd kan worden berekend met de formule tijd = afstand / snelheid en snelheid kan worden berekend met de formule snelheid = afstand / tijd. Tijdzones worden gebruikt om dezelfde standaardtijd te handhaven in gebieden over de hele wereld.
Slide 14 - Slide
Vat de belangrijkste punten van de les samen en controleer of de studenten ze begrijpen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 15 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 16 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 17 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.