Brugklas oefenen zinsdelen

Brugklas oefenen zinsdelen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Brugklas oefenen zinsdelen

Slide 1 - Slide

Welke verdeling in zinsdelen is juist?
A
Rijdt / die oom / van jou / altijd / in zo’n klassieke / Amerikaanse slee?
B
Rijdt / die oom / van jou / altijd / in zo’n klassieke Amerikaanse slee?
C
Rijdt / die oom van jou / altijd / in zo’n klassieke Amerikaanse slee?
D
Rijdt / die oom van jou / altijd / in zo’n klassieke / Amerikaanse slee?

Slide 2 - Quiz

Waar zijn de zinsdelen goed verdeeld?
A
Zijn / broertje / maakte / die lastige / breuken zonder / fouten.
B
Zijn broertje / maakte / die / lastige breuken / zonder fouten.
C
Zijn broertje / maakte / die lastige breuken / zonder fouten.

Slide 3 - Quiz

Wat is het onderstreepte zinsdeel?
Hebben jullie ook nog kabouters gezien?
A
pv
B
wg
C
ow
D
lv

Slide 4 - Quiz

Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Marleen plakt haar band.'
A
2 zinsdelen
B
3 zinsdelen
C
4 zinsdelen
D
5 zinsdelen

Slide 5 - Quiz

Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Op 11 mei starten de scholen weer.'
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 6 - Quiz

Wat is het onderstreepte zinsdeel?
Op zondag lopen er veel mensen in het bos.
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 7 - Quiz

Benoem de zinsdelen - Waarom wil [mijn oma] altijd een zoen hebben?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 8 - Quiz

Benoem het zinsdeel: 'mijn scooter'
Hij heeft mijn scooter gerepareerd.
A
ond
B
pv
C
lv
D
mv

Slide 9 - Quiz

Benoem het zinsdeel: 'gerepareerd'
Hij heeft mijn scooter gerepareerd.
A
wwg
B
pv
C
lv
D
rest

Slide 10 - Quiz

Welke zinsdelen hieronder kunnen geen lijdend voorwerp zijn?
A
het lint
B
de koelkast
C
twee liter
D
drie beren

Slide 11 - Quiz


Hoe heet het zinsdeel dat onderstreept is?

Heeft zij al een verlanglijstje voor haar verjaardag gemaakt?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 12 - Quiz

Zinsdelen benoemen kan ik
A
heel goed
B
voldoende
C
matig
D
onvoldoende

Slide 13 - Quiz

Maak een zin:
OW-PV-LV-WWG.

Slide 14 - Open question

Maak een zin:
PV-LV!

Slide 15 - Open question

PV-OW?

Slide 16 - Open question