What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
SO2
SO2
1 / 29
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
29 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
25 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
SO2
Slide 1 - Slide
Geeft een naam aan mensen, dieren of dingen, zowel concreet als abstract
A
Zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord
Slide 2 - Quiz
Deze woordsoort geeft aan wat er in een zin gebeurt
A
Zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord
Slide 3 - Quiz
Deze woordsoort geeft extra informatie over een zelfstandig naamwoord
A
Zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord
Slide 4 - Quiz
Deze woordsoort zegt iets over tijd, plaats of reden en wordt vaak gecombineerd met een zelfstandig naamwoord
A
Zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord
Slide 5 - Quiz
Moet je de tijden (ott, vtt vvt, vvtt, etc) en de wijzen leren voor het SO?
A
Ja
B
Nee
Slide 6 - Quiz
Wat is het onderstreepte woord?
Ik vind deze film heel
mooi.
A
Zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord
Slide 7 - Quiz
Wat is het onderstreepte woord?
Kijk deze toets alstublieft snel
na
!
A
Zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord
Slide 8 - Quiz
Wat is het onderstreepte woord?
Dagobert Duck houdt van
geld
.
A
Zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord
Slide 9 - Quiz
Wat is het onderstreepte woord?
Dagobert Duck houdt
van
geld.
A
Zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord
Slide 10 - Quiz
Wat is het onderstreepte woord?
Van alle boeken die ik gelezen heb vind ik dit de
mooiste
.
A
Zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord
Slide 11 - Quiz
Wat is het onderstreepte woord?
Ik heb een
erg
mooie tablet gekregen
A
Zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord
Slide 12 - Quiz
Wat is het onderstreepte woord?
Er gebeuren
erge
dingen in het Midden-Oosten.
A
Zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord
Slide 13 - Quiz
Wat is het onderstreepte woord?
De toets is behoorlijk
makkelijk
.
A
Zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord
Slide 14 - Quiz
Een voorzetsel kan ook na een zelfstandig naamwoord staan waar het bij hoort
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quiz
Welk voornaamwoord?
Verwijst naar personen, dieren of dingen.
A
persoonlijk
B
bezittelijk
C
aantrekkelijk
D
bewijzend
Slide 16 - Quiz
Welk voornaamwoord?
Staat aan het begin van een bijzin en herhaalt eigenlijk een woord of zin
A
persoonlijk
B
bezittelijk
C
aanwijzend
D
betrekkelijk
Slide 17 - Quiz
Welk voornaamwoord?
Geeft aan wie de bezitter is of bezitters zijn
A
persoonlijk
B
bezittelijk
C
aanwijzend
D
betrekkelijk
Slide 18 - Quiz
Welk voornaamwoord?
Wijst personen, dieren of dingen aan en/of benadrukt ze
A
persoonlijk
B
bezittelijk
C
aanwijzend
D
betrekkelijk
Slide 19 - Quiz
Een voornaamwoord kan een zelfstandig naamwoord vervangen
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quiz
Welk voornaamwoord?
Dit boek is van
hem.
A
persoonlijk
B
bezittelijk
C
aanwijzend
D
betrekkelijk
Slide 21 - Quiz
Welk voornaamwoord?
Ze hebben gelukkig het cadeau gekregen
dat
ze graag wilden.
A
persoonlijk
B
bezittelijk
C
aanwijzend
D
betrekkelijk
Slide 22 - Quiz
Welk voornaamwoord?
Is dit jullie gourmetstel of het
onze
?
A
persoonlijk
B
bezittelijk
C
aanwijzend
D
betrekkelijk
Slide 23 - Quiz
Welk voornaamwoord?
Wat kan je eigenlijk met
deze
informatie?
A
persoonlijk
B
bezittelijk
C
aanwijzend
D
betrekkelijk
Slide 24 - Quiz
Welk voornaamwoord?
Dat
is mooi.
A
persoonlijk
B
bezittelijk
C
aanwijzend
D
betrekkelijk
Slide 25 - Quiz
Ik vraag iets aan ....
A
jau
B
jouw
C
jauw
D
jou
Slide 26 - Quiz
Is dit .... boek?
A
jau
B
jouw
C
jauw
D
jou
Slide 27 - Quiz
Antecedent
Voorzetseluitdrukking
Bijwoord
Het woord of de zin waar meer informatie over komt
Een vaste groep woorden met ten minste 1 voorzetsel
Zegt iets over de hele zin, het ww, een bijv. nw., een ander bijwoord of geeft info over tijd, plaats of omstandigheden
Slide 28 - Drag question
Wat is het onderstreepte woord?
Antecedent
Voorzetseluitdrukking
Bijwoord
Ik waardeer
mensen
die open over hun leven kunnen praten
Dit kan je alleen doen
met behulp van
een inbussleutel
Het houdt echt
nooit
op
Slide 29 - Drag question
More lessons like this
Les 10 - Grammatica woordsoorten
March 2022
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
18 okt 2022 - start periode 2
October 2022
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Herhaling woordleer
April 2022
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
H3 Grammatica 15: lw, vz, bnw, bw, znw, hww, zww
November 2024
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
TOETS Grammatica woordsoorten M1 periode 3
April 2023
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
BSR 26/02 1aha Grammatica WS §10 vz en §12 bw
February 2024
- Lesson with
45 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
Die, dat, wie en wat
January 2021
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Online les 01 - Herhaling woordsoorten A2 en A5
December 2021
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2