Test hoofdstuk 7 t/m 11

Test: 6 december   Heel veel succes!

Schrijf je naam op 
Telefoons van tafel
Pen


1 / 13
next
Slide 1: Slide
NT2HBOStudiejaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Test: 6 december   Heel veel succes!

Schrijf je naam op 
Telefoons van tafel
Pen


Slide 1 - Slide

Opdracht 1: Vul een vorm in van hebben of zijn

Voorbeeld: Jij .......hebt.........de badkamer niet gebruikt.

1  Zij   ........................   al met de les begonnen.
2 Wij ......................... gisteren lekker gegeten.
3 Ik    ......................... 40 jaar geworden.
4 ................... u met de bus gekomen?
5 Hij ............... een lekker biertje gedronken na de les.
timer
5:00

Slide 2 - Slide

Opdracht 2: Vul het participum in van het werkwoord tussen haakjes.

Voorbeeld: Ik heb deze schoenen ___geruild____(ruilen). 

1 Heb jij vandaag Marco __________________(bellen).
2 Hij heeft in het centrum van de stad ___________(wonen)
3 De kinderen hebben op het balkon ____________(spelen).
4 Ik heb alles ________________(proberen).
5 Zij heeft hem een fijne avond____________(wensen)

timer
5:00

Slide 3 - Slide

Opdracht 3: Vul de imperfectumvorm in van het werkwoord tussen haakjes:

Voorbeeld: Jij ____huurde___(huren) een kamer in Berlijn.

1 Hij ________________________(bestellen) twee boeken.
2 Marina___________________(betalen) alles.
3 Ze __________________________(controleren) alle deuren.
4 Wij _______________(werken) in een restaurant in Parijs.
5 U ______________(fietsen) elke dag naar het ziekenhuis.
timer
5:00

Slide 4 - Slide

Opdracht 4: Bedenk zelf vragen bij de woorden.
Maak zelf zinnen (minimaal 4 woorden in totaal)

Voorbeeld: Waar-bultjes = Waar heeft u bultjes?

1 Hoelang - klachten
2 wat - gegeten?
3 Kunt - herhalen?
4 Hoe - film?
5 Zullen - afspreken?
timer
5:00

Slide 5 - Slide

Opdracht 5: Bedenk vragen bij de antwoorden.

Voorbeeld: Hebben jullie in een restaurant gegeten?
Nee, wij hebben thuis gegeten.

1 ____________________  Ik heb maat 40.
2____________________  Nee, ik woon dichtbij het centrum.
3___________________    Ja, natuurlijk!
4 __________________     Nee, ik studeer.
5___________________     Een glas cola. 
timer
7:00

Slide 6 - Slide

Pauze

Slide 7 - Slide

Hoofdstuk 12 
Naar de evenementenhal = (event hall) blz. 174

Samen lezen en vertalen

Opdracht 1. Bedenk zelf vragen.

De weg vragen en wijzen



Slide 8 - Slide

De weg vragen:

Mag ik u iets vragen?
Ik zoek .........................
Kunt u dat nog een keer zeggen?
Weet u waar ........ is?
Is er ook ergens een ..............
Sorry ik begrijp het niet.

Slide 9 - Slide

Kijk naar de plattegrond en wijs elkaar de weg.



Scheidbare werkwoorden blz. 177

Maak opdracht 4 samen


Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

1 Waar gaat Kirsten naar toe?
Waar is Kirsten?
2 Wat vraagt Kirsten aan de buschauffeur?
3 Kan ik naar de Evenementenhal lopen? Of kan/ zal ik beter met de tram gaan? 
Kan Kirsten naar de Evenementenhal lopen of moet zij de tram nemen?
4 Welke lijn neemt Kirsten naar de Evenementenhal?
Welke tram rijdt naar de Evenementenhal?
Welke tramlijn zal ik naar de Evenementenhal nemen?
5 Waar is de wandelbeurs?
6 Wat voor instructies geeft de portier?
Wat heeft de portier haar gegeven?
7 Waar zijn de toiletten?

Slide 13 - Slide