SECTOREN in het vmbo (groen, economie, zorg en welzijn, techniek)
Slide 13 - Slide
Hoe ontstaat werkloosheid?
Slide 14 - Mind map
Oorzaken van werkloosheid
Het slechter gaat met de economie (vooral conjunctuurgevoelige bedrijven)
Mechanisatie en automatisering
Opleiding past niet bij de banen die er zijn bedrijven
Vertrekken naar het buitenland
Stijging beroepsbevolking
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Soorten werkloosheid
Conjuncturele werkloosheid
Structurele werkloosheid
Seizoenwerkloosheid
Regionale werkloosheid
Frictiewerkloosheid
Slide 17 - Slide
Conjuncturele werkloosheid
Mensen kopen minder producten --> bedrijven gaan minder producten maken --> bedrijven hebben minder werk --> er ontstaat conjuncturele werkloosheid.
= dus werkloosheid die ontstaat doordat er minder vraag is naar producten (bijvoorbeeld doordat er minder export is of dat consumenten minder geld te besteden hebben)
Slide 18 - Slide
Structurele werkloosheid
= Werk dat niet meer terugkomt (blijvende werkloosheid)
Bijvoorbeeld door reorganisaties of dat machines het werk overnemen van mensen
Slide 19 - Slide
Andere soorten werkloosheid
Frictie werkloosheid = Je bent korte tijd werkloos, omdat je net klaar bent met school of, omdat je een nieuwe baan zoekt.
Seizoenswerkloosheid = Je bent werkloos, omdat jouw werk aan een seizoen gebonden is. (vb. strandtent, ijssalon, ijsbaan)
Regionale werkloosheid = Je bent werkloos, omdat er in een bepaald deel van het land minder werk is of dat het werk hier verdwijnt.
Slide 20 - Slide
Maatregelen overheid tegen werkloosheid
Lagere belastingen voor bedrijven → meer investeringen bedrijven
Lagere loonbelasting voor werknemers → meer bestedingen consument
Lagere btw-tarieven → meer bestedingen consument
Bijscholing of omscholing van werklozen → grote kans op werk
Verlaging van het minimumloon → bedrijven nemen sneller mensen aan
Subsidies voor bijvoorbeeld innovatie (technologische ontwikkeling) → betere concurrentiepositie bedrijven
De overheid start zelf projecten → bijvoorbeeld tunnel Nijverdal → Er is meer werk bij bijvoorbeeld wegenbouwbedrijven.
Slide 21 - Slide
Lonen stijgen....
Werknemers:
meer inkomen
meer besteden
goed voor de werkgelegenheid
Werkgevers:
hogere kosten
prijzen producten stijgen
verkoop daalt
slecht voor de werkgelegenheid en concurrentiepositie
Slide 22 - Slide
Krappe arbeidsmarkt
Ruime arbeidsmarkt
Veel vraag en weinig aanbod van arbeid
Hoge werkloosheid
Hoge lonen
Moeilijk een baan te vinden
Weinig vraag en veel aanbod van arbeid
Goede arbeidsvoorwaarden
Slide 23 - Drag question
Sanne werkt in de winter bij de schaatsbaan. 's Zomers heeft zij geen werk.
Een bedrijf in Gelderland gaat failliet. Bij het bedrijf waren 1.250 mensen werkzaam waarvan ruim 89% in een straal van 35km van het bedrijf woonde.
Mensen kopen geen videobanden meer, daardoor sluit ook de laatste fabriek die videobanden produceerd.
Na het behalen van je diploma ben je korte tijd werkloos.
Structurele werkloosheid
Seizoens werkloosheid
Regionale werkloosheid
Frictie werkloosheid
Slide 24 - Drag question
In welke sector horen de landbouwer, visser en tuinbouwer thuis?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 25 - Quiz
In welke sector horen de soldaat, politieagent, burgemeester, vuilnisman thuis?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 26 - Quiz
Wat hoort niet thuis in de quartaire sector?
A
ziekenhuis
B
brandweer
C
school
D
bank
Slide 27 - Quiz
In welke sector horen de timmerman, loodgieter, metselaar en schilder thuis?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 28 - Quiz
Welke beroepen kom je tegen in de tertiaire sector?
A
kapper
B
boer
C
taxichauffeur
D
leraar
Slide 29 - Quiz
In welke sector horen de kassière, fietsenmaker, advocaat, dokter en direkteur thuis?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 30 - Quiz
Welke productiesector is in een derdewereldland veel groter dan in een Westers land?
A
Primaire
B
Secundaire
C
Tertiaire
D
Quartaire
Slide 31 - Quiz
Welke vorm van werkloosheid krijg je wanneer bedrijven zich naar het buitenland verplaatsen?
A
regionale werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
structurele werkloosheid
Slide 32 - Quiz
Conjuncturele werkloosheid is blijvend.
A
waar
B
niet waar
Slide 33 - Quiz
Welke werkloosheid is niet tijdelijk?
A
seizoenswerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
regionale werkloosheid
D
frictiewerkloosheid
Slide 34 - Quiz
Wat betekent regionale werkloosheid?
A
Werkloosheid die niet bekend is bij UWV.
B
Dat er in een bepaald seizoen meer werkloosheid is.
C
Dat er in een bepaalde provincie meer werkloosheid is.
D
Dat er geen werk is voor bepaalde opleidingen.
Slide 35 - Quiz
Wanneer de mens wordt overgenomen door een machine is dat ... werkloosheid
A
frictie
B
structurele
C
machinale
D
conjuncturele
Slide 36 - Quiz
Is er hier sprake van conjuncturele werkloosheid?
A
ja
B
nee
Slide 37 - Quiz
Programma
Uitleg paragraaf 4.3 + 4.4
Keuze uit:
Paragraaf 4.3 = vraag 1 t/m 12 (vanaf blz. 114)
Paragraaf 4.4 = vraag 1 t/m 12 (vanaf blz. 118)
PO op bezoek bij een bedrijf
Slide 38 - Slide
Wat moet je kennen/ kunnen?
Weet je in welke productiesectoren je kunt werken.
Weet je wat vraag en aanbod van arbeid is.
Weet je wat een krappe en een ruime arbeidsmarkt is.
Weet je wat werkloosheid is en kun je dit uitleggen met de termen vraag en aanbod.
Kun je verschillende soorten werkloosheid herkennen.