voorbereidingsvragen katern 1 t/m 4

voorbereidingsvragen katern 1 t/m 4
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

voorbereidingsvragen katern 1 t/m 4

Slide 1 - Slide

maximale winst als:
A
MO=0
B
MO=MK
C
GO=GTK
D
MK=GTK

Slide 2 - Quiz

De prijs bij
maximale winst
is € ....
A
50
B
25
C
30

Slide 3 - Quiz

Welke marktvorm?
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 4 - Quiz

maximale omzet als:
A
MO=0
B
MO=MK
C
GO=GTK
D
MK=GTK

Slide 5 - Quiz

Deze aanbieder heeft maximale omzet bij
A
6 producten
B
15 producten
C
18 producten
D
30 producten

Slide 6 - Quiz

Wat zijn de kenmerken van de marktvorm monopolie?
A
1 aanbieder, homogeen product
B
Weinig aanbieders, heterogeen product
C
Veel aanbieders, heterogeen product
D
Veel aanbieders, homogeen product

Slide 7 - Quiz

welke marktvorm?
A
Volledige mededinging
B
monopolistische concurrentie
C
oligopolie
D
monopolie

Slide 8 - Quiz

De prijs bij maximale omzet
A
4 euro
B
0 euro
C
3,5 euro
D
1 euro

Slide 9 - Quiz

Formule voor berekening van de prijselasticiteit is:
A
% verandering van de prijs/ % verandering van de hoeveelheid
B
% verandering van de hoeveelheid/ % verandering van de prijs

Slide 10 - Quiz

Een product met een prijselasticiteit van -5 is...
A
inelastisch
B
elastisch
C
volkomen inelastisch
D
volkomen inelastisch

Slide 11 - Quiz

Iedereen in Nederland heeft een aanvullend pensioen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Wat is de beroepsbevolking?
A
Groep personen tussen 15 en 75
B
Groep personen tussen 15 en 65
C
Alle werkende en niet werkende mensen
D
geen van bovenstaande antwoorden

Slide 13 - Quiz

Een pensioen is een goed voorbeeld van ruilen over tijd
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Wat is het belangrijkste verschil tussen AOW en (bedrijfs)pensioen?
A
AOW wordt door huidige werkenden betaald, pensioen heb je zelf opgebouwd
B
AOW is alleen voor mensen met een laag inkomen
C
Mensen die geen AOW krijgen sparen zelf voor pensioen
D
Pensioen is niet afhankelijk van het inkomen

Slide 15 - Quiz

Van welk soort werkloosheid is sprake?
"Jaap komt net van school"
A
frictie werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Conjuncturele werkloosheid

Slide 16 - Quiz

Van welk soort werkloosheid is sprake?
"De ijswinkel in de winter"
A
frictie werkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
seizoenwerkloosheid
D
conjuncturele werkloosheid

Slide 17 - Quiz

ASML in Eindhoven verhuist zijn fabriek naar Tsjechië, welke soort soort werkloosheid kan dan ontstaan?
A
conjuncturele werkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
frictie werkloosheid
D
seizoen werkloosheid

Slide 18 - Quiz

Wat is het verschil tussen financieringssaldo en het begrotingssaldo

Slide 19 - Open question