H9 - elektriciteit

Samenvatting hoofdstuk 9 - vragen

Werken met elektriciteit 

1 / 37
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slide and 2 videos.

Items in this lesson

Samenvatting hoofdstuk 9 - vragen

Werken met elektriciteit 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Is magnetisme dan ook een vorm van energie?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Je ziet hier een voorbeeld van magnetisme.
Wat voor grijze stof kan dit zijn?
A
Puntenslijpsel
B
Zand
C
Stof
D
Ijzervijlsel

Slide 5 - Quiz

Waar kunnen we het magnetisme mee vergroten?
* meerdere antwoorden goed
A
Stroom verhogen
B
Meer windingen
C
Zacht staal
D
Permanent magneet

Slide 6 - Quiz

Welke stoffen worden door een magneet aangetrokken?

Slide 7 - Open question

Welk elektrische onderdeel zie je hier?
A
Relais
B
Reedcontact
C
Transformator
D
Diode

Slide 8 - Quiz

Een reedcontact is een elektro-magnetische schakelaar.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Welk symbool
zie je hier?
A
LED
B
Diode
C
Transistor
D
Reedcontact

Slide 10 - Quiz

Gaat de zoemer zoemen als de deur opengaat?
A
Nee, want dan is het reedcontact dicht
B
Ja, want dan is het reedcontact dicht
C
Nee, want dan is het reedcontact open
D
Ja, want dan is het reedcontact open

Slide 11 - Quiz

In een schakeling is een relais opgenomen als schakelaar.
Door welk onderdeel wordt het relais bediend?
A
anker
B
breekcontact
C
elektromagneet
D
spoel

Slide 12 - Quiz

Welk symbool
zie je hier?
A
LED
B
Relais
C
Transistor
D
Reedcontact

Slide 13 - Quiz

Wat is de functie van het relais?
A
Het relais meet de spanning
B
Het relais werkt als spanningsdeler
C
Het relais meet de stroomsterkte
D
Het relais werkt als schakelaar

Slide 14 - Quiz

Wat is een relais?
A
Een elektrische schakelaar
B
Een magnetische schakelaar
C
Een lichtschakelaar
D
Een drukschakelaar

Slide 15 - Quiz

Welke apparatuur staat
op de foto?
A
Krachtmeter
B
Weegschaal
C
Transformator
D
Relais

Slide 16 - Quiz

Welk symbool
zie je hier?
A
LED
B
Diode
C
Transistor
D
Reedcontact

Slide 17 - Quiz


Wat is NTC?
A
Lichtgevoelige weerstand
B
Temperatuursgevoelige weerstand
C
Constante weerstand
D
Een diode

Slide 18 - Quiz

Wat is dit van symbool.
A
Fet
B
Gecombineerde diode
C
Mosfet
D
Transistor

Slide 19 - Quiz


En wat betekent het symbool hiernaast?
A
LDR
B
NTC
C
LED
D
diode

Slide 20 - Quiz

In de afbeelding is het symbool te zien voor een .....
A
NTC
B
LDR
C
LED
D
Diode

Slide 21 - Quiz

Welk onderdeel is afgebeeld?
A
Diode
B
Transistor
C
Condensator
D
NTC

Slide 22 - Quiz

In de afbeelding is het symbool te zien voor een .....
A
NTC
B
LDR
C
LED
D
Diode

Slide 23 - Quiz

De weerstand van een NTC kan in korte tijd sterk veranderen.
Wanneer wordt de weerstand van een NTC groter?
A
Meer licht op de NTC
B
Minder licht op de NTC
C
Temperatuur van de NTC daalt.
D
Temperatuur van de NTC stijgt.

Slide 24 - Quiz

Welk onderdeel is afgebeeld?
A
Weerstandje
B
Transistor
C
LED
D
NTC

Slide 25 - Quiz

Welke weerstand wordt hier gebruikt?
A
NTC
B
LDR

Slide 26 - Quiz

Wat gebeurt er met een NTC als de temperatuur ervan stijgt?
A
R stijgt
B
R wordt kleiner
C
R blijft gelijk
D
NTC gaat kapot

Slide 27 - Quiz

LED lamp is een lichtgevend..
A
Weerstand
B
Diode

Slide 28 - Quiz

Je drukt de schakelaar in. De LED gaat branden. Hoe kan dit?

Slide 29 - Open question


A
Transformator A heeft een grotere uitgangsspanning als transformator B
B
Transformator B heeft een grotere uitgangsspanning als transformator A
C
De uitgangsspanningen van beide transformatoren zijn even groot

Slide 30 - Quiz

Hoeveel spoelen heeft een transformator?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 31 - Quiz


Aan welke kant van deze
transformator staat de
grootste spanning?
A
links (primaire spoel)
B
rechts (secundaire spoel)

Slide 32 - Quiz

De koperdraad van de spoel geleid stroom?
A
Niet waar
B
Wel waar

Slide 33 - Quiz

De ijzeren kern van de spoel zorgt voor...
A
Versterking van magnetisch veld
B
Stroomkring onderbreken
C
Geleid geen stroom

Slide 34 - Quiz

Jeroen sluit het autolampje (45 W / 12 V) aan op een spanning van 12 V.
Bereken de stroomsterkte die Jeroen op de stroommeter afleest.

De docent sluit de lamp (30 W) aan op spanning van 12 V.
Bereken de stroomsterkte (denk aan de 5 stappen)

Slide 35 - Open question

Over de primaire spoel van een lader met 1000 windingen staat een wisselspanning van 230 V. Voor een smartphone heb je een spanning nodig van 5 V. Bereken het aantal windingen van de secundaire spoel.

Slide 36 - Open question

Een parallelschakeling bestaat uit twee weerstanden van 22 ohm en 47 ohm. Bereken de vervangingsweerstand

Slide 37 - Open question