This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Identiteit en referentiekader
Slide 1 - Slide
Identiteit
Het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid van zijn perceptie over groep(en) waar hij wel of juist niet del van uitmaakt.
Slide 2 - Slide
3 aspecten
persoonlijk : zelfbeeld (o.a. beinvloed door anderen)
sociaal : deel van je identitieit dat past bij de groepen waar je deel van uit maakt.
collectief : het beeld dat mensen hebben van een groep, dat men blijvend kenmerkend vindt. (kan ook verwachtingen scheppen)
Slide 3 - Slide
referentiekader
geheel van kennis, ervaringen en overtuigingen van waaruit iemand denkt en handelt.
(sociale bril)
Welke associatie?
Slide 4 - Slide
Botsing tussen de persoonlijke identiteit en de collectieve identiteit....
Slide 5 - Slide
Associatiespel
Slide 6 - Slide
Christenen
Slide 7 - Mind map
Gamers
Slide 8 - Mind map
Influencers
Slide 9 - Mind map
Emo's
Slide 10 - Mind map
hogeropgeleiden
Slide 11 - Mind map
lageropgeleiden
Slide 12 - Mind map
Wat levert de spanning op?
persoonlijke identiteit ~ collectieve identiteit
Slide 13 - Slide
Cultuur en socialisatie
Slide 14 - Slide
Nederlandse cultuur
Slide 15 - Mind map
Cultuur
Geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen van een groep of samenleving.
Niet statisch..
Slide 16 - Slide
socialisatie
Het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep(en) en de samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen.
Slide 17 - Slide
Welk begrip hoort bij: Aangeboren eigenschappen
A
Nature
B
Nurture
Slide 18 - Quiz
Welk begrip hoort bij: Het aanleren en verwerven van een andere cultuur.
A
Enculturatie
B
Acculturatie
Slide 19 - Quiz
De cultuur van de grootste groep in een samenleving, noemen we ... cultuur.
Slide 20 - Open question
Kleinere culturen met overlap, maar lichte afwijking van de dominante cultuur, met eigen waarden en normen, noemen we:
Slide 21 - Open question
Proces van overdracht
socialisatoren
Slide 22 - Slide
Proces van verweving
internaliseren
Je beschouwt gewoontes, gebruiken en gedragingen als vanzelfsprekend.
Cognitieve binding: binding op het gebied van kennis
Economische binding: zakelijke relaties, goederen die nodig zijn.
Politieke binding: zaken die geregeld moeten worden, bijv. onderwijs, zorg, verkeer.
Slide 28 - Slide
sociale controle
Informele sociale controle: elkaar wijzen op normen en waarden van de groep
Formele sociale controle: Vanuit beroep of functie wijzen op de regels.
Slide 29 - Slide
Groepsvorming
Bindingen tussen meer dan twee mensen die tot stand komen, doordat ze elkaar beinvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.
Slide 30 - Slide
Sociale cohesie
het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een gemeenschap, verantwoordelijk voelen voor elkaars welzijn en een beroep op anderen kunnen doen.
Slide 31 - Slide
Wat houdt een samenleving bijeen
Gedeelde waarden en normen
Wederzijdse afhankelijkheid
Dwang
Slide 32 - Slide
Variabele
(meetbaar) kenmerk van een actor of samenleving dat kan variëren.
Bijv. geslacht, leeftijd, IQ, woonplaats, opleidingsniveau, traditoneel, arm , rijk.
Voorbeelden van verschillende niveau's: mensen, groepen mensen, samenlevingen
Slide 33 - Slide
veel variabelen tegelijkertijd
ondanks dat variabelen een bepaalde samenhang lijken te vertonen, is dit niet altijd een rechtstreeks bewijs van onderliggende causaliteit (oorzaak-gevolg relatie)
Maak opdracht 9 t/m 13
Slide 34 - Slide
Conceptueel model
Van links naar rechts.
Variabelen in hokjes, pijl geeft de relatie aan.
Hypothese=toetsbaar idee over de werkelijkheid.
Slide 35 - Slide
Operationaliseren
Door middel van indicator
De indicator is de vraag die gesteld moet worden om antwoord te krijgen op de waarde van je variabele.
Deze vraag maakt de variabele meetbaar.
Slide 36 - Slide
Correlatie
Samenhang tussen variabelen
Als de ene variabele verandert, verandert de andere variabele mee.