Prepositions 4K

Prepositions
What do you know?
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Prepositions
What do you know?

Slide 1 - Slide

Prepositions
This book was written _____ Bram Stoker.
A
near
B
by
C
on
D
through

Slide 2 - Quiz

Prepositions:
I am ___ the station.
A
on
B
in
C
at

Slide 3 - Quiz

Prepositions:
I saw my aunt ___ Christmas.
A
on
B
in
C
at

Slide 4 - Quiz

Prepositions of place
Julie is ____ school.
A
on
B
in
C
at
D
by

Slide 5 - Quiz

Which preposition?
... twelve o'clock
A
in
B
at
C
on

Slide 6 - Quiz

Which preposition?
... Easter Monday
A
in
B
at
C
on

Slide 7 - Quiz

Prepositions
I'm happy when I'm ______ friends.
A
between
B
among
C
into
D
over

Slide 8 - Quiz

Choose the correct preposition.
A
next to
B
between
C
under
D
behind

Slide 9 - Quiz

Which preposition is this?
A
in front of
B
next to
C
above
D
opposite

Slide 10 - Quiz

Choose the correct preposition:
A
on
B
under
C
behind
D
around

Slide 11 - Quiz

Choose the correct preposition:
A
around
B
behind
C
in
D
on top of

Slide 12 - Quiz

Choose the correct preposition:
A
next to
B
between
C
under
D
on top of

Slide 13 - Quiz

Prepositions of place

What is opposite the school?
A
bank
B
post office
C
market
D
zoo

Slide 14 - Quiz

Prepositions of place:
I'm ______ home.
A
at
B
in
C
on

Slide 15 - Quiz

Which preposition?
... September
A
in
B
at
C
on

Slide 16 - Quiz

Choose the correct preposition.
A
next
B
through
C
between
D
behind

Slide 17 - Quiz

Choose the correct preposition.
A
in front of
B
near
C
through
D
behind

Slide 18 - Quiz

Prepositions of place

Pick the right answer!
A
under
B
in front of
C
between
D
below

Slide 19 - Quiz

Which preposition?
We drove .... pretty villages
A
in
B
through
C
across
D
from

Slide 20 - Quiz

Prepositions of place:
I'm ______ school.
A
at
B
in
C
on

Slide 21 - Quiz

Which preposition?
... winter
A
in
B
at
C
on

Slide 22 - Quiz

Een paar overzichtjes!
Let op: 
Prepositions is een kwestie van leren en oefenen! 

Slide 23 - Slide

prepositions (voorzetsel)
by
manieren van vervoer
with
machines, apparaten, gereedschap
of
als iets deel uitmaakt van iets anders
with
als dingen of personen bij elkaar zijn
to
fysieke connecties
from
waar iets of iemand vandaan komt

Slide 24 - Slide

       Prepositions of place
close to / near = dicht bij, vlak bij
outside            = buiten
under               = onder
with                  =  bij / met
next to       = naast
behind       = achter
between    = tussen
in front of   = voor

Slide 25 - Slide

Prepositions of Time:
on (dagen / data) 
at (tijdstippen + feestdagen & weekend)
in (dagdelen / jaren / maanden / seizoenen)

since (sinds)      from ... to/until (van ... tot) 
within (binnen)      for (voor

Slide 26 - Slide

Prepositions of place
3 important ones  
ON

IN

AT
Gebruik je voor oppervlaktes en openbaar vervoer
Gebruik je voor wegen, steden, landen, grote gebieden en afgesloten ruimtes
Gebruik je voor huisnummers en (name namen van) gebouwen, evenementen en specifieke plaatsen.

Slide 27 - Slide