Via Vervolg Thema 2 Belangrijke woorden

Via vervolg 
Thema 2 
eten &  drinken 

Hoofstuk 1 
belangrijke woorden
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 9 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Via vervolg 
Thema 2 
eten &  drinken 

Hoofstuk 1 
belangrijke woorden

Slide 1 - Slide

Lesdoel: 
Ik ken de betekenissen van de moeilijke woorden uit thema 2. 

Slide 2 - Slide

Bederven
Rotten


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Bereiden
Eten klaar maken.

Slide 5 - Slide

Biologisch
Op een natuurlijke manier gemaakt of gegroeid zonder gebruik van gif of kunstmest.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Consumeren
Opeten of opdrinken.

Slide 8 - Slide

Conserveringsmiddelen
Stoffen die aan eten of drinken worden toegevoegd, waardoor eten en drinken langer goed blijft.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

De gebruiksaanwijzing
Stapsgewijze uitleg over hoe je iets moet gebruiken.

Slide 11 - Slide

De horeca
Bedrijfstak waar hotels, restaurants en cafe's bij horen.

Slide 12 - Slide

De ingrediënten
De eet - of drinkbare producten die worden gebruikt om een gerecht te maken.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

De houdbaarheidsdatum
De datum tot wanneer iets te gebruiken is.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

De kwaliteit
De mate waarin iets goed of slecht is.

Slide 17 - Slide

De levensmiddelen
Eten of drinken dat je nodig hebt om te overleven.

Slide 18 - Slide

De portie
Een afgemeten hoeveelheid eten.

Slide 19 - Slide

De voedselallergie
Overgevoelige reactie van het lichaam op een voedingsstof.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Het assortiment
Verschillende producten waaruit je kan kiezen.

Slide 22 - Slide

Het etiket
Sticker met informatie over een product.
 Het is op de verpakking geplakt.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Hygiënisch
Schoon en gezond.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Reserveren
Van te voren bespreken.

Slide 27 - Slide

Serveren
Eten of drinken naar een gast brengen.

Slide 28 - Slide

Variëren
Afwisselen, ervoor zorgen dat het niet steeds hetzelfde is.

Slide 29 - Slide

Vegetarisch
Zonder vlees, vis of schaaldieren.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Wat betekent 'bederven'?
A
Rotten.
B
Goed zijn.
C
Lekker smaken.
D
Verpesten.

Slide 32 - Quiz

Wat betekent 'biologisch'?
A
Op een schone manier gemaakt.
B
Op een natuurlijke manier gemaakt of gegroeid.
C
Op een onnatuurlijke manier gemaakt of gegroeid.
D
Op een nieuwe manier gemaakt of gegroeid.

Slide 33 - Quiz

Wat betekent 'bereiden'?

Slide 34 - Open question

Wat betekent 'consumeren'?
A
Verkopen.
B
Opeten of opdrinken.
C
Weggooien.

Slide 35 - Quiz

Schrijf op waar je aan denkt bij het woord 'horeca'.

Slide 36 - Mind map

Wat zijn 'conserveermiddelen'?
A
Stoffen die aan het eten/drinken worden toegevoegd.
B
Stoffen die uit eten/drinken komen.
C
Stoffen die goed zijn voor dieren om te eten/drinken.

Slide 37 - Quiz

Wat is een 'gebruiksaanwijzing'?
A
Recept.
B
Uitleg over hoe je iets moet gebruiken.
C
Uitleg over hoe je iets moet koken.

Slide 38 - Quiz

Wat betekent 'vegetarisch'?

Slide 39 - Open question

Kwaliteit 
Levensmiddelen
Portie
Hygiënisch
De mate waarin iets goed of slecht is.
Eten of drinken dat je nodig hebt om te leven. 
Een afgemeten hoeveelheid eten. 
Schoon en gezond. 

Slide 40 - Drag question

Vul het juiste woord in:
'De melk smaakte zuur, omdat de .... al een week geleden is verstreken.'

Slide 41 - Open question

Vul het juiste woord in:
'Mijn vader kookt ....., omdat mijn zusje geen vlees eet'.

Slide 42 - Open question

Vul het juiste woord in:
'Dure pindakaas is niet altijd van een betere .... dan goedkopere pindakaas.'

Slide 43 - Open question

Vul het juiste woord in:
'Voordat je een nieuw apparaat gebruikt, moet je eerst goed de .... lezen.'

Slide 44 - Open question

Aan de slag!
  •  Maak de opdrachten in je boek
  • Maak de opdrachten in studiemeter
  • Via Starttaal online 
  • Via Vervolg 
  • Thema 2 Eten &  Drinken
  • Belangrijke woorden (beide)


Slide 45 - Slide