VIa Vervolg thema 2 - Moeilijke woorden

VIA Vervolg 
Thema 2 - Eten & Drinken
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

VIA Vervolg 
Thema 2 - Eten & Drinken

Slide 1 - Slide

Lesdoel: 
Ik ken de betekenissen van de moeilijke woorden uit thema 2. 

Slide 2 - Slide

Wat betekent 'bederven'?
A
Rotten.
B
Goed zijn.
C
Lekker smaken.
D
Verpesten.

Slide 3 - Quiz

Wat betekent 'biologisch'?
A
Op een schone manier gemaakt.
B
Op een natuurlijke manier gemaakt of gegroeid.
C
Op een onnatuurlijke manier gemaakt of gegroeid.
D
Op een nieuwe manier gemaakt of gegroeid.

Slide 4 - Quiz

Wat betekent 'bereiden'?

Slide 5 - Open question

Wat betekent 'consumeren'?
A
Verkopen.
B
Opeten of opdrinken.
C
Weggooien.

Slide 6 - Quiz

Schrijf op waar je aan denkt bij het woord 'horeca'.

Slide 7 - Mind map

Wat zijn 'conserveermiddelen'?
A
Stoffen die aan het eten/drinken worden toegevoegd.
B
Stoffen die uit eten/drinken komen.
C
Stoffen die goed zijn voor dieren om te eten/drinken.

Slide 8 - Quiz

Wat is een 'gebruiksaanwijzing'?
A
Recept.
B
Uitleg over hoe je iets moet gebruiken.
C
Uitleg over hoe je iets moet koken.

Slide 9 - Quiz

Wat betekent 'vegatarisch'?

Slide 10 - Open question

Kwaliteit 
Levensmiddelen
Portie
Hygiënisch
De mate waarin iets goed of slecht is.
Eten of drinken dat je nodig hebt om te leven. 
Een afgemeten hoeveelheid eten. 
Schoon en gezond. 

Slide 11 - Drag question

Slide 12 - Video

Vul het juiste woord in:
'De melk smaakte zuur, omdat de .... al een week geleden is verstreken.'

Slide 13 - Open question

Vul het juiste woord in:
'Mijn vader kookt ....., omdat mijn zusje geen vlees eet'.

Slide 14 - Open question

Vul het juiste woord in:
'Dure pindakaas is niet altijd van een betere .... dan goedkopere pindakaas.'

Slide 15 - Open question

Vul het juiste woord in:
'Voordat je een nieuw apparaat gebruikt, moet je eerst goed de .... lezen.'

Slide 16 - Open question

Leerdoel (check)
  • Noem 3 woorden en de betekenis ervan. 
  • Werk je zelfstandig op de computer? Schrijf dan de woorden met betekenissen op een wisbordje op. 

Slide 17 - Slide

Einde van de les
Tips:
- Oefen extra met de woorden.
- Maak je opdrachten in het boek serieus.
- Controleer of je de opdrachten in je boek goed hebt gemaakt. 

Slide 18 - Slide