This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Welkom
Paragraaf 3.2 Grafiek bij een formule
Leg bladzijde 100 voor je open!
Slide 1 - Slide
Wat heb je gisteren gegeten?
Slide 2 - Open question
Voorkennis
Wat weet je al?
Slide 3 - Slide
Gebogen grafiek
periodieke grafiek
Lineaire grafiek
Slide 4 - Drag question
Lesdoelen
Je leert hoe je vanuit een woordformule een grafiek kan maken.
Je leert hoeveel punten nodig zijn om een rechte lijn te tekenen.
Je leert een ander woord voor rechte lijn.
Je leert je antwoord te controleren.
Slide 5 - Slide
Uit hoeveel woorden bestaat het vierde lesdoel?
A
3
B
4
C
5
D
6
Slide 6 - Quiz
Uitleg theorie
Slide 7 - Slide
Wat heb je geleerd van dit filmpje?
Slide 8 - Open question
Schrift
Neem het voorbeeld over in je schrift.
Het voorbeeld staat bij de volgende dia (deze neem je over).
Nadat je deze overgenomen hebt maak je hiervan een foto en zorg je dat deze hier wordt geüpload.
(deze dia komt na het voorbeeld).
Slide 9 - Slide
Neem het voorbeeld over in je schrift.
Foto hier uploaden.
Slide 10 - Open question
Je kan het!
Enkele oefeningen...
Slide 11 - Slide
0
Slide 12 - Video
Weet je wat een woordformule is?
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quiz
Is dit een woordformule, die hoort bij een verhoudingstabel? inhoud in liters = 15 x tijd in minuten
A
ja
B
nee
Slide 14 - Quiz
Maak de volgende woordformule zo kort mogelijk: winst = -30 + 1,5 x aantal
A
a x 1,5 - 30 = w
B
50a - 30 = w
C
w = a1,50 - 30
D
w = -30 + 1,5a
Slide 15 - Quiz
Vul aan: Een woordformule is een formule waarin....
A
je woorden moet veranderen in cijfers en dan iets kan berekenen.
B
je niets zelf hoeft te doen.
Slide 16 - Quiz
Welke van de onderstaande antwoorden is een woordformule?
A
aantal films keer €2,00 plus €1,00 is het bedrag
B
aantal films x 2,00 + 1 = het bedrag
Slide 17 - Quiz
Woordformule: Beltegoed in € = 25 - 0,20 x bel-tijd in minuten
Noemen we 0,20 het stijggetal of het daalgetal?
A
stijggetal
B
daalgetal
Slide 18 - Quiz
Woordformule: lengte in cm = 55 + 3 · tijd in maanden
Wat zijn de twee variabelen van deze formule?
A
lengte in cm en tijd in maanden
B
lengte in cm en 55
C
55 en 3
D
3 en tijd in maanden
Slide 19 - Quiz
Het huren van een busje kost €30,00 per dag. Welke woordformule hoort hierbij?
A
Totale kosten =
30 : aantal dagen
B
Totale kosten =
30 + aantal dagen
C
Totale kosten =
30 x aantal dagen
D
Totale kosten =
30 - aantal dagen
Slide 20 - Quiz
Maak van deze woordformule een letterformule. aantal weken x 3 + 5 = winst
A
w x 3 + 5 = w
B
aw x 3 + 5 = w
C
p x 3 + 5 = m
D
a x 3 + 5 = w
Slide 21 - Quiz
Maak van deze woordformule een letterformule. afstand = 10 + 6 x tijd
A
t = 10 + 6 x a
B
10 + 6 x 5 = 40
C
a = 10 + 6 x t
D
16 x t = a
Slide 22 - Quiz
Maak van deze woordformule een letterformule. winst in euro = 5 + 3 x aantal dagen
A
w = 5 + 3 x a
a: aantal dagen
B
w = 5 + 3 x aantal
C
winst in euro = 5 + 3t
t: aantal dagen
D
w = 5 + 3t
t: aantal dagen
w: winst in euro
Slide 23 - Quiz
Een kaars is 20 cm hoog. Elk uur wordt de kaars 2 cm korter. Welke woordformule hoort hierbij?
A
lengte = 20 - 2 x aantal uur
B
aantal uur = 20 - 2 x lengte
C
lengte = 20 x aantal uur - 2
D
aantal uur = 20 x lengte - 2
Slide 24 - Quiz
Na 2,5 seconden remt het elastiek de val van Charlotte af en na 3,5 seconden veert ze weer omhoog. Voor het deel van haar sprong van 2,5 tot 5 seconden is de volgende woordformule gemaakt hoogte = 223 – 18 × tijd × (7 – tijd) Hierin is hoogte in meter en tijd in seconden.
Bereken hoe hoog Charlotte na 2,5 seconden is
A
20,5 m
B
94,5 m
C
92 m
D
110,5 m
Slide 25 - Quiz
Wat is in de formule B = 40 - 20p het startgetal?
A
40
B
20
C
-20
D
ik begrijp dit niet
Slide 26 - Quiz
Hoeveel punten moet je in een assenstelsel tekenen om een lineaire grafiek te maken?
A
1
B
2
C
4
D
5
Slide 27 - Quiz
Bij een lineair verband kun je altijd een grafiek tekenen. De grafiek heeft altijd ........
A
een kromme lijn
B
een rechte lijn
Slide 28 - Quiz
De formule van de groene lijn is:
A
x = 5
B
y = 1,5
C
x = 1,5
D
x = y
Slide 29 - Quiz
Formule overschrijven
Punten uit tabel in assenstelsel
Uitrekenen en tabel invullen
Assenstelsel tekenen
Vloeiende lijn door de punten tekenen
Slide 30 - Drag question
Sleep de begrippen naar de juiste plaats
tabel
grafiek
formule
Coördinaat (1,10)
assenstelsel
Coördinaat (-1, 8)
Slide 31 - Drag question
Marja kan het aantal 1 euromunten berekenen met de formule (gewicht - 60) : 7,5
Vul de tabel in door de juiste antwoorden te slepen
0
8
56
120
246
1897
952
9472
Slide 32 - Drag question
Sleep de formule naar de juiste tabel
1. k = 45 + 25 x u
2. s = 25 - 3 x r
3 b = 22 - a x a
Slide 33 - Drag question
waar
niet waar
De verdeling langs een as moet in gelijke stappen.
Als de verticale as in stapjes van 10 is verdeeld, moet dat bij de horizontale as ook.
Bij de formule hoogte = 250 - 50 t gebruik ik een scheurlijn in mijn assenstelsel.
Je mag zelf weten hoe groot je je assenstelsel tekent
Bij de formule € = 17000 + 2t ga ik een scheurlijn gebruiken.
Slide 34 - Drag question
1
2
3
4
5
maak een tabel
Teken een rechte lijn
zet de titel boven de grafiek, benoem de assen en zet de cijfers erbij
Teken een assenstelsel
Teken de punten
Slide 35 - Drag question
Huiswerk
Maak in deze les:
Opgave 8 t/m opgave 17
Bladzijde 100.
Ben je klaar?
Ga dan werken aan de digitale leeromgeving van Getal & Ruimte!
Succes!
Slide 36 - Slide
Nakijken
Je gaat eerst het huiswerk van de deze (of vorige) les nakijken.
1. Gebruik hiervoor een andere kleur pen.
2. Zet een krulletje of vinkje bij de opgave die goed zijn.
3. Verbeter je antwoorden.
Slide 37 - Slide
Maak een foto van je gemaakte sommen
Slide 38 - Open question
Maak een foto van je gemaakte sommen
Slide 39 - Open question
Wat heb je geleerd van deze les?
Slide 40 - Open question
Wat vind je nog moeilijk aan deze les?
Slide 41 - Open question
Lesafsluiting
Met de volgende opgave kun je laten zien dat wat je geleerd hebt vandaag ook kunt!
Klaar voor de quiz?
Slide 42 - Slide
Sleep de formule naar de juiste tabel
1. k = 45 + 25 x u
2. s = 25 - 3 x r
3 b = 22 - a x a
Slide 43 - Drag question
waar
niet waar
De verdeling langs een as moet in gelijke stappen.
Als de verticale as in stapjes van 10 is verdeeld, moet dat bij de horizontale as ook.
Bij de formule hoogte = 250 - 50 t gebruik ik een scheurlijn in mijn assenstelsel.
Je mag zelf weten hoe groot je je assenstelsel tekent
Bij de formule € = 17000 + 2t ga ik een scheurlijn gebruiken.