Les 2

Prinsjesdag
1 / 33
next
Slide 1: Mind map
NederlandsWOStudiejaar 6

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Prinsjesdag

Slide 1 - Mind map

Beter spellen
Hoe is dit gegaan?

Slide 2 - Slide

Volgende week:
Wanneer plannen we de les?

Slide 3 - Slide

Huiswerk klinkerbotsing

Slide 4 - Slide

Samenstelling

Slide 5 - Slide

Oefenen met de vaktaalwoorden van vorige week
ramp
statuut
tendentieus
overkoepelend


Slide 6 - Slide

Het is belangrijk om __________ te hebben van het traineeship, dan weten we wat van ons verwacht wordt.
A
een plan
B
een duiding
C
een toekomst
D
een bedrag

Slide 7 - Quiz

We hebben _________ nodig om corona te overwinnen.
A
duiding
B
prognose
C
cohesie
D
überhaupt

Slide 8 - Quiz

De _____________ van de behoefte van de nieuwe woningen is dit jaar gestegen.
A
duiding
B
cohesie
C
polarisatie
D
prognose

Slide 9 - Quiz

_______________ kan ontstaan omdat twee groepen mensen uiteenlopende meningen hebben.
A
polarisatie
B
duiding
C
cohesie
D
prognose

Slide 10 - Quiz

Maak een zin met 'gunnen'.

Slide 11 - Open question

Maak een zin met 'omvangrijk'

Slide 12 - Open question

Maak een zin met 'opbeuren'

Slide 13 - Open question

Opdracht Inzhu controleren

Slide 14 - Slide

Notities maken
Opdracht artikel trainee-opdracht

Slide 15 - Slide

Volgende week:
LinkedInartikel schrijven over je opdracht

Denk al eens na wat je in dit artikel wil zetten. 

Slide 16 - Slide

Herhalen uitdrukkingen

Slide 17 - Slide

De boog kan niet altijd gespannen zijn.
A
Je kunt niet altijd maar blijven doorwerken.
B
Je bent sterker als je samenwerkt.
C
Hij is erg kritisch.
D
Hij wil er niet over praten.

Slide 18 - Quiz

Peter werkt al 30 jaar bij de provincie, hij is gepokt en gemazeld.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Zij neemt geen blad voor de mond.
A
Ze praat de hele dag.
B
Zij is altijd negatief.
C
Ze kan niet goed luisteren.
D
Zij durft alles te zeggen.

Slide 20 - Quiz

Hij komt moeilijk aan de bak.
A
Hij vindt het moeilijk om te beginnen.
B
Hij kan geen werk vinden.
C
Hij vindt het lastig om netjes te werken.
D
Hij is een zeer gewaardeerde werknemer.

Slide 21 - Quiz

Als een bericht in de doofpot wordt gestopt is men er erg trots op.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

We gaan de handen uit de mouwen steken betekent dat we gaan beginnen.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Hij werkt zich het apezuur.
A
hij vindt zijn werk niet interessant
B
hij werkt met dieren
C
hij werkt hard
D
hij werkt tot hij er ziek van wordt.

Slide 24 - Quiz

En toen zat hij met de gebakken peren.
A
En toen had hij iets gebroken.
B
En toen moest hij hulp vragen.
C
En toen werd hij ontslagen.
D
En toen had hij een probleem.

Slide 25 - Quiz

Wat betekent: over de brug komen?

Slide 26 - Open question

Wat betekent: de knoop doorhakken

Slide 27 - Open question

Wat betekent: Er moeten bergen werk verzet worden.

Slide 28 - Open question

Wat betekent: iets over het hoofd zien.

Slide 29 - Open question

Bedenk een zin bij jouw werkplek met de uitdrukking: de bloemetjes buiten zetten.

Slide 30 - Open question

Bedenk een zin bij jouw werkplek met de uitdrukking: lachen als een boer met kiespijn.

Slide 31 - Open question

Bedenk een zin bij jouw werkplek met de uitdrukking: Dat varkentje zullen we wel eens even wassen.

Slide 32 - Open question

Nieuwe vaktaalwoorden

Slide 33 - Slide