Hoofdstuk 1

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Chapitre 1

ga zitten volgens de plattegrond van de mentor

les questions

• ik  stel een vraag aan iemand
• die persoon geeft antwoord
• zegt een naam van een klasgenoot->en stelt de volgende vraag

les questions

• question 1: 
• comment tu t'appelles?
• question 2:
• Tu habites où?
• question 3:
• Bonjour, ça va?
• question 4:
• C'est quoi Noordwijk?

les questions

• question 5: 
• Et toi tu as quel âge?
• question 6:
  
• Quel est ton numéro de téléphone?
• question 7:
  
• Tu as un frère?
• question 8:
• Au revoir !

Het lidwoord

• Wat is een lidwoord?
• Welke lidwoorden heb je in het frans?
• Waar kijk je naar om het te vervangen door "een"

Lidwoorden

	de / het	een
mannelijk	le / l'	un
vrouwelijk	la / l'	une
meervoud	les	-

het werkwoord Avoir

vertaling?

AVOIR

avoir

=

hebben

Avoir: il,elle,on

Avoir: nous

Avoir: vous

Avoir: ils,elles

Avoir: tu

Avoir: j'

avons

ont

ai

avez

as

a

j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont

Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp

Grammaire 'Avoir' 

ik heb

jij hebt

hij/zij/men heeft / we hebben

wij hebben

u heeft, jullie hebben

zij hebben

Ken jij de getallen al in het Frans? Sleep de Franse getallen naar de juiste cijfers!

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

dix-neuf

vingt

douze

seize

quinze

onze

dix-huit

quatorze

dix-sept

treize

de vakantie

1. les vacances
2. la vacances
3. le vacances
4. vacances

et

1. maar
2. en
3. waar
4. heel

bizarre

1. maar
2. nu
3. er is
4. vreemd

Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden in het Frans?

1. Nous
2. Il/Elle
3. Je
4. Tu

Wat zijn de vertalingen van de persoonlijke voornaamwoorden?

1. Tu - Jij
2. Je - Jij
3. Il/Elle - Hij/Zij
4. Nous - Wij

Wat is de betekenis van het werkwoord 'avoir' in het Frans?

1. zijn
2. zien
3. doen
4. hebben

Welke vorm van 'avoir' wordt gebruikt in de zin 'Nous ... un chien'?

1. as
2. ai
3. ont
4. avons

Welke vorm van 'avoir' wordt gebruikt in de zin 'Il ... un chien'?

1. as
2. ai
3. a
4. avons

Welke vorm van 'avoir' wordt gebruikt in de zin 'Tu ... un chien'?

1. as
2. ai
3. a
4. avons

Les vacances

La famille

à manger

la soeur

la plage

le fromage

le père

la mer

les grands-parents

la crêpe

la piscine

le frère

Ga nu leren met Slim Stampen