Objectief - subjectief taalgebruik - Campus Geel - Les 4

Les 4:
Objectief en subjectief taalgebruik
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Les 4:
Objectief en subjectief taalgebruik

Slide 1 - Slide

oefening 1 via LessonUp

Slide 2 - Slide

oefening 1a
Wat betekende het woord 'opdonderen' vroeger?

Slide 3 - Open question

oefening 1b
Hoe zou je 'ende sy waren beyde naeckt, Adam ende sijn wijf' vertalen?

Slide 4 - Open question

oefening 1c
Welke evolutie past bij de betekenis van 'maarschalk'?
A
neutraal -> positief
B
negatief -> positief
C
positief -> negatief
D
neutraal -> negatief

Slide 5 - Quiz

oefening 1c
Welke evolutie past bij de betekenis van 'wijf'?
A
neutraal -> positief
B
negatief -> positief
C
positief -> negatief
D
neutraal -> negatief

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

denotatie - connotatie
Woorden hebben een concrete en objectieve betekenis. = DENOTATIE

Daarnaast hebben woorden ook een subjectieve gevoelswaarde. = CONNOTATIE

Slide 8 - Slide

denotatie - connotatie
Een connotatie kan POSITIEF en NEGATIEF zijn.

                
positief
neutraal
negatief
degusteren
eten
vreten

Slide 9 - Slide

Even oefenen...

Slide 10 - Slide

Positief
Negatief
Neutraal
hard rijden
vlammen
adrenalinejunk
buik
durfal
pens

Slide 11 - Drag question

positief
neutraal
negatief
hard rijden
vlammen
durfal
adrenalinejunk
buik
pens

Slide 12 - Slide

oefening 2 + 3 in het boek

Slide 13 - Slide

hyperbool - understatement = ironie
hyperbool = overdrijven - boodschap versterken 

understatement = minimaliseren - een boodschap verzwakken 


= vormen van IRONIE - je zegt iets anders dan wat je bedoelt

Slide 14 - Slide

oefening 4 via LessonUp

Slide 15 - Slide

Hyperbool of understatement?
Ik verveel me dood tijdens de les.
A
hyperbool
B
understatement

Slide 16 - Quiz

Hyperbool of understatement?
Erica scoorde 99% op haar proefwerk. Vrij oké.
A
hyperbool
B
understatement

Slide 17 - Quiz

Hyperbool of understatement?
Je hebt mijn hart gebroken.
A
hyperbool
B
understatement

Slide 18 - Quiz

Hyperbool of understatement?
De miljonair kocht een mooi stulpje met 16 badkamers.
A
hyperbool
B
understatement

Slide 19 - Quiz

Hyperbool of understatement?
Ik was wel enigszins ontgoocheld na mijn onterechte strafstudie, ja!
A
hyperbool
B
understatement

Slide 20 - Quiz

oefening 5 in het boek

Slide 21 - Slide

eufemisme - dysfemisme
eufemisme = verzachtende uitdrukking
(i.p.v. een hard of negatief woord)

dysfemisme = versterkende uitdrukking in de negatieve zin (met als doel iemand te kwetsen of te beledigen)

Slide 22 - Slide

oefening 6 via LessonUp

Slide 23 - Slide

De leerkracht is zo doof als een kanon.
A
eufemisme
B
dysfemisme

Slide 24 - Quiz

Die pillendraaier verkoopt veel te dure medicijnen.
A
eufemisme
B
dysfemisme

Slide 25 - Quiz

Nonkel Karel wisselde het tijdige voor het eeuwige.
A
eufemisme
B
dysfemisme

Slide 26 - Quiz

Och, stop toch met janken! Die jongen komt echt wel terug.
A
eufemisme
B
dysfemisme

Slide 27 - Quiz

Jouw nieuwe kapsel is niet echt mijn smaak.
A
eufemisme
B
dysfemisme

Slide 28 - Quiz

Wees creatief!

Slide 29 - Slide

Geef een dysfemisme voor 'niet zuiver zingen'

Slide 30 - Open question

Geef een eufemisme voor 'stank'.

Slide 31 - Open question