What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Online - Les 1 - 5/6 januari
1 / 30
next
Slide 1:
Slide
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
30 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
¿Qué vamos a hacer hoy?
1. Explicar la tarea 'Monólogo'
2. Información sobre la prueba cap3
3.
Seguir con capítulo 4
Slide 2 - Slide
Monólogo
Toda la información está en GC
Slide 3 - Slide
Repetitie Cap3
Maandag of woensdag a.s.
Voorkeur?
=>Voeg jezelf toe aan onze klas op LessonUp om de toets te kunnen maken
CODE:
owcpq
Slide 4 - Slide
Quizlet 4.1 + 4.2
timer
10:00
Slide 5 - Slide
Capítulo 4
Slide 6 - Slide
A trabajar
Leer
p36
libro de texto
Hacer
ejercicios 1+2
Slide 7 - Slide
2 reglas:
*encienda la cámara
*apaga el micrófono
¡Gracias!
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
¿Qué país es?
A
Mexico
B
Perú
C
Argentina
D
Colombia
Slide 10 - Quiz
¿Qué sabes sobre Perú?
Wat weet je over Peru?
Slide 11 - Mind map
|||||||||||
|||||||||||
||||||||
||||||||
||||||||
||||||
||||||||
||||||
||||||
||||||||
¿Conoces todos los países en Latinoamérica?
Ken jij alle landen in Latijns-Amerika?
timer
3:00
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Inhoud Capítulo 4: De aventura en Perú
Vocabulario (quizlet): dieren, toerisme, vraagwoorden, vrije tijd, enz.
Fuente D: Vraagwoorden in combinatie met SER en ESTAR
(Fuente E: Frases clave: vragen en vertellen over uitgaan en verkering)
Fuente G: Werkwoorden met klinkerwijziging van e → i
Fuente I: ‘Estar + Gerundio’ = wat je aan het doen bent
(Fuente J: Frases clave: vragen en zeggen wat je aan het doen bent)
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Deberes para el lunes
-hacer
el quiz
en Socrative.com => INGE4903 (uitleg op volgende slide)
-hacer ejercicios
3+4
-estudiar el
LessonUp
de hoy 'ser vs. estar'
Slide 16 - Slide
Algunas preguntas
Contesta las 9 preguntas
por SOCRATIVE.COM => room number
INGE4903
1.
¿Por qué en Perú se habla español?
2
. ¿Qué otros idiomas se habla?
3.
¿Qué es el Machu Picchu? ¿Dónde está situado?
Etc.....
Fecha límite lunes 11 enero
Een paar vragen
Beantwoord de 9 vragen
op SOCRATIVE .COM=> room number
INGE4903
1.
Waarom spreekt men in Peru Spaans?
2.
Welke andere talen worden er nog gesproken?
3.
Wat is Machu Picchu? Waar ligt het?
Etc...
Deadline maandag 11 januari
Slide 17 - Slide
Deberes para el lunes
-hacer
el quiz
en Socrative.com => INGE4903 (uitleg op volgende slide)
-hacer ejercicios
3+4
-estudiar
el resto de los LessonUp slides
de hoy:
'ser vs. estar'
Slide 18 - Slide
ser
en
estar
Zowel
ser
als
estar
betekenen 'zijn'. Maar
estar
betekent ook 'zich bevinden'. Je gebruikt
estar
dus bij plaatsbepalingen. Bijvoorbeeld:
Ik ben hier - Estoy aquí
Slide 19 - Slide
(yo)
estoy
(tú)
estás
(el, ella, usted)
está
(nosotros/as)
estamos
(vosotros/as)
estáis
(ellos, ellas)
están
ik
ben
jij
bent
hij, zij
is
/ u
bent
wij
zijn
jullie
zijn
zij
zijn
Estar
Zijn
(zich bevinden)
Slide 20 - Slide
ser
of
estar?
ser
gebruiken we voor
eigenschappen
die niet veranderen, zoals karaktertrekken.
estar
gebruiken we voor
plaatsbepalingen
en voor
eigenschappen
die wél veranderen, zoals emoties/toestanden.
Slide 21 - Slide
Ser
Estar
... met mijn
hond
in de tuin
... op het strand
... rood en zwart
... op de tafel
... tevreden
... erg oud
... docent
... in bad
... Japans
Waar ... ?
... knap
... blij
... lief
... groot
Slide 22 - Drag question
Estáis guapos
Jullie zijn knap
toestand: mooi kapsel, mooie kleding, make-up etc.
Estoy enojado
Ik ben boos
toestand:
op dit moment ben ik boos
Sois guapos
Jullie zijn knap
uiterlijke eigenschap:
knap van nature
Soy enojado
Ik ben boos
karaktereigenschap:
ik ben boos geboren
Estar
(tijdelijke eigenschap)
Ser
(vaste eigenschap)
Slide 23 - Slide
Volgende ezelsbruggetje is bedacht
'DOCTOR' vs 'PLACE'
Slide 24 - Slide
ser - estar - hay
ser =
zijn
(kenmerken, definities)
Maria
es
una chica simpática.
estar = zijn, zich bevinden, plaatsbepaling of tijdelijke toestand
Holanda
está
en el norte de Europa.
Manolo
está
muy triste hoy.
hay
= er is, er zijn
Hay
muchos museos en Madrid.
Slide 25 - Slide
Vraagwoorden
Fuente D: waarom, hoe, wat, wie =
A
porque, cuándo, quien, cuál
B
por que, como, que, quien
C
por qué, cómo, qué, quién
D
porque, quien, cómo, cuál
Slide 26 - Quiz
Fuente D: Vul in: Señora Randoe ___ triste por el virus de Corona.
A
es
B
está
C
esta
D
ha sido
Slide 27 - Quiz
Fuente D: Vertaal de volgende zin:
Ik ben verlegen.
timer
0:30
Slide 28 - Open question
Fuente D: Vul de juiste vorm in van Ser of estar:
Mis amigos...............en el instituto.
timer
0:20
Slide 29 - Open question
Fuente D: Kies hay, ser of estar:
'Stamppot' __________ un plato (=gerecht) típico holandés.
timer
0:20
Slide 30 - Open question
More lessons like this
Online- Les 2 - 7/8 januari
January 2021
- Lesson with
25 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Cap 4 - les 1
June 2021
- Lesson with
29 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Cap 4 - les 1
December 2022
- Lesson with
33 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Cap 4 - les 2 TH2B/2F /2C /2D
June 2021
- Lesson with
22 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Cap 4 - les 2
June 2021
- Lesson with
23 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Cap 2 - les 1b
June 2022
- Lesson with
13 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Cap 4 - les 2 THV2B
June 2021
- Lesson with
22 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Cap 2 - les 2a
19 days ago
- Lesson with
19 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1