Grammatica - module: werkwoorden ott - ovt incl Modalverben

Grammatica 
Module werkwoorden
1 / 30
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2-6

This lesson contains 30 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Grammatica 
Module werkwoorden

Slide 1 - Slide

De onregelmatige werkwoorden: haben, sein & werden in de tegenwoordige tijd

Slide 2 - Slide

sein
zijn
ich
bin
du
bist
er/sie/es
wer/man
ist
wir 
sind
ihr
seid
sie
sind
Sie
sind
ik 
ben
jij
bent
hij/zij/het/ wie/men
is
wij 
zijn
jullie
zijn
zij 
zijn
bent
Het rijtje 'sein', 'haben' & 'werden' moet je uit je hoofd leren!

Slide 3 - Slide

sein
zijn
ich
bin
du
bist
er/sie/es
wer
ist
wir 
sind
ihr
seid
sie
sind
Sie
sind
ik 
ben
jij
bent
hij/zij/het/ wie
is
wij 
zijn
jullie
zijn
zij 
zijn
bent
Het rijtje 'sein', 'haben' & 'werden' moet je uit je hoofd leren!

Slide 4 - Slide

werden
=
worden,
zullen
ich
werde
du
wirst
er/sie/es 
wer
wird
wir 
werden
ihr
werdet
sie
werden
Sie
werden
ik 
word
jij
wordt
hij/zij/het
wie
wordt
wij 
worden
jullie
worden
zij 
worden
wordt
Het rijtje 'sein', 'haben' & 'werden' moet je uit je hoofd leren!

Slide 5 - Slide

De onregelmatige werkwoorden: haben, sein & werden in de verleden tijd

Slide 6 - Slide

De werkwoorden haben, sein & werden in de verleden tijd
sein = zijn
haben = hebben
werden = worden, zullen
ich war
ich hatte
ich wurde
du warst
du hattest
du wurdest
er / sie / es war
er / sie / es hatte
er / sie / es wurde
wir waren
wir hatten
wir wurden
ihr wart
ihr hattet
ihr wurdet
sie / Sie waren
sie / Sie hatten
sie / Sie wurden
Ich bin gewesen. 
Ich habe gehabt.
Ich bin geworden. 
Het voltooid deelwoord

Slide 7 - Slide

Het zwakke werkwoord in de tegenwoordige tijd

Slide 8 - Slide

Hoofdregel (feesttenten)
FE-
ich
spiele
du
spielst
er / sie / es
spielt
wir
spielen
ihr
spielt
sie / Sie
spielen

Slide 9 - Slide

Uitzonderingen - (e)ettenten
ich
heiße
du 
heißt
er / sie / es
heißt
wir
heißen
ihr
heißt
sie / Sie 
heißen
de EETTENTEN-regel gebruik je als de stam op een -s, -ss, -ß, -x of -z eindigt.

Slide 10 - Slide

Uitzonderingen 
ich
arbeite
du 
arbeitest
er / sie / es
arbeitet
wir
arbeiten
ihr
arbeitet
sie / Sie 
arbeiten
Als de stam op een -d of -t eindigt, krijg je bij du, er/sie/es en de ihr-vorm een tussen -e!

Slide 11 - Slide

Uitzonderingen 
ich
öffne
du 
öffnest
er / sie / es
öffnet
wir
öffnen
ihr
öffnet
sie / Sie 
öffnen
Speciale werkwoorden (atmen, regnen, zeichnen, rechnen, öffnen) krijgen bij du, er/sie/es en ihr een tussen e. 
Dit geldt ook bij de werkwoorden: atmen, regnen, zeichnen & rechnen.

Slide 12 - Slide

Hoe gebruik je deze regels?
1. Neem de stam van het werkwoord 
2. Kijk welk persoonlijk voornaamwoord in de zin staat.
3. Kijk welke regel je moet toepassen. 
- stam op -s, -ss, -ß, -x, of -z = (E)ETTENTEN
- stam op -t of -d = tussen 'e'-regel
- een speciaal werkwoord = tussen 'e'-regel 
- niks bijzonders = FEESTTENTEN-regel. 

Slide 13 - Slide

Het zwakke werkwoord in de verleden tijd

Slide 14 - Slide

De verleden tijd
Ook bij atmen, begegnen, regnen, zeichnen en rechnen komt een extra -e. 

Slide 15 - Slide

Het zwakke werkwoord in de voltooide tijd

Slide 16 - Slide

Basisregel voor het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
Het voltooid deelwoord wordt gevormd door: 

GE + STAM + T

Bijvoorbeeld:
hören - Wir haben es gestern schon gehört. 
spielen - Mein Hund hat mit meiner Katze gespielt. 

Slide 17 - Slide

Uitzondering 1
Het voltooid deelwoord van werkwoorden op -ieren wordt gevormd door: 

STAM + T

Bijvoorbeeld:
fotografieren - Was hast du fotografiert?

Slide 18 - Slide

Uitzondering 2
Als de stam van het werkwoord op -t of -d eindigt, vorm je het voltooid deelwoord als volgt:

GE + STAM + ET

Bijvoorbeeld:
reden - Ich habe gestern noch mit ihr geredet. 

Slide 19 - Slide

Uitzondering 3
Bij de werkwoorden: öffnen, atmen, regnen, zeichnen en rechnen vorm je het voltooid deelwoord als volgt:

GE + STAM + ET

Bijvoorbeeld:
öffnen - Ich habe das Fenster geöffnet. 

Slide 20 - Slide

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden met be- of ver- wordt gevormd door:

STAM + T

Bijvoorbeeld:
besuchen - Wir haben den Zoo besucht.

Slide 21 - Slide

Wat valt je op aan deze zinnen?
Wir haben es gestern schon gehört. 
Mein Hund hat mit meiner Katze gespielt. 
Was hast du fotografiert?
Wir haben den Zoo besucht. 

Slide 22 - Slide

Stappenplan
Om welk werkwoord gaat het?
1. Plaats dit werkwoord naar het einde van de zin en maak er als volgt een voltooid deelwoord van:
2. Wat is de stam van het werkwoord?
3. Eindigt de stam op –T, -D of het werkwoord op–IEREN? Zo ja, ga naar stap 4 of 5.
     Zo nee, regel: GE + STAM + T
4. Eindigt de stam op –IEREN, regel: STAM+T

5. Voeg het juiste hulpwerkwoord toe.

Slide 23 - Slide

De modale werkwoorden (Modalverben) in de tegenwoordige tijd

Slide 24 - Slide

Wiederholung (tegenwoordige tijd)

Slide 25 - Slide

Wiederholung (tegenwoordige tijd)

Slide 26 - Slide

De modale werkwoorden (Modalverben) in de verleden tijd

Slide 27 - Slide

HANDIGE TIP!
Stap 1: Leer de stam van de verleden tijd, dus konn-, muss-, durf-, woll- & wuss-.
Stap 2: Leer de uitgangen van de verleden tijd, dus: -te, -test, -te, -ten, -tet, -ten.

Slide 28 - Slide

HANDIGE TIP!
Stap 1: Leer de stam van de verleden tijd, dus konn-, muss-, durf-, woll- & wuss-.
Stap 2: Leer de uitgangen van de verleden tijd, dus: -te, -test, -te, -ten, -tet, -ten.

Slide 29 - Slide

Vragen?
Mail jouw docent!

Slide 30 - Slide