Formuleren H2

Lezen
timer
10:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

Lezen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Je weet wat de planning tot aan de kerst is
Je leert wat het woordgeslacht is
Je leert de informatie over het woordgeslacht te gebruiken om de verwijswoorden deze, die, dit en dat correct te gebruiken

Slide 2 - Slide

Lesprogramma
- Lezen (10 min)
- Welkom en introductie (5 min)
- Terugblik (5 min)
- Planning tot aan de kerst (5 min)
- Opdracht brief bespreken (5 min)
- Uitleg: woordgeslacht en verwijzen naar de- en het-woorden (10 min)
- Zelfstandig werken (20 min)
- Afsluiting (5 min)

Slide 3 - Slide

Terugblik: Hoofdletters, leestekens en zinnen correct begrenzen.

Slide 4 - Slide

Zoek de fout
Omdat ze dezelfde dingen leuk vinden trekken Mark en Jasper veel samen op.

Slide 5 - Slide

mevrouw van der plas - ter heide

Slide 6 - Slide

karin van der plas

Slide 7 - Slide

woensdag 28 september 

Slide 8 - Slide

Waar komen hoofdletters?
een inwoner van costa rica noemen we ook wel een costa ricaan. 

in het zuiden van frankrijk heb je veel japanse restaurants. 

Slide 9 - Slide

Planning tot aan de kerst
- Portfolio schrijfopdracht 1 (feedback / verbeterrondes) 
- Toetsstof H1 en 2 (verder) behandelen (Spelling, Formuleren en Lezen)
- Spreekvaardigheid (aanraderspraatje boek)

Slide 10 - Slide

Belangrijke data
1. Spreekvaardigheid: aanraderspraatje boek (cijfer)
Vanaf week 47 (16 - 20 november)

2. Formatieve toets (donderdag 3 december) 

Slide 11 - Slide

Woordgeslacht
Een zelfstandig naamwoord is een de-woord of een het-woord

De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk

Het-woorden zijn onzijdig

Het woordgeslacht kun je opzoeken in het woordenboek.

Slide 12 - Slide

Verwijswoorden
Verwijswoorden wijzen meestal terug naar een woord dat eerder genoemd. 

Slide 13 - Slide

Verwijzen naar de-woorden
Deze 
Die

Zie je die wisselbeker. Die krijgen we als we het toernooi vinden.

Slide 14 - Slide

Verwijzen naar het-woorden
Dit 
Dat

Het paard dat in de wei staat. 

Slide 15 - Slide

Wat moet je doen bij het lidwoord 'een'?
Als het lidwoord een gebruikt wordt, kun je aan een bijvoeglijk naamwoord zien of je met een de-woord of het-woord te maken hebt.
de sterke man - een sterke man
het mooie paard - een mooi paard

Bij mooi paard heeft mooi geen e, dus is paard een het-woord. 

Slide 16 - Slide

Klassikaal opdracht 1

Slide 17 - Slide

Aan de slag
Wat? 
Lees de theorie op blz. 62 en maak opdracht 2 en 3 van blz. 63
Hoe? individueel, je mag op fluistertoon een vraag aan elkaar stellen.

Klaar?
Maak opdracht 5 blz. 63
Kijk nog eens naar je persoonlijke brief (i.v.m. het feedback krijgen)
Lees in je leesboek

Slide 18 - Slide

Afsluiting
Hoe ging het?
Tips en tops?
HUISWERK:
Opdracht 2 en 3 blz. 63
Zoek alvast een feedbackmaatje voor je brief en kijk nog eens naar de inhoud van je brief 


Slide 19 - Slide