spelling H2

1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Spelling H2
In verband met de thuiszitters in LessonUp, maar het moet ook in jouw schrift. 

Slide 2 - Slide

1.1) Welk woord is correct gespeld?
A
applaudiseren
B
applaudisseren

Slide 3 - Quiz

1.2) Welk woord is correct gespeld?
A
attractief
B
atractief

Slide 4 - Quiz

1.3) Welk woord is correct gespeld?
A
barbecue
B
barbeque

Slide 5 - Quiz

1.4) Welk woord is correct gespeld?
A
collegeaal
B
collegiaal

Slide 6 - Quiz

1.5) Welk woord is correct gespeld?
A
consciëntieus
B
conscientiëus

Slide 7 - Quiz

1.6) Welk woord is correct gespeld?
A
Eerste Kerstdag
B
eerste kerstdag

Slide 8 - Quiz

1.7) Welk woord is correct gespeld?
A
electrisch
B
elektrisch

Slide 9 - Quiz

1.8) Welk woord is correct gespeld?
A
interview
B
intervieuw

Slide 10 - Quiz

1.9) Welk woord is correct gespeld?
A
onmiddelijk
B
inmiddellijk

Slide 11 - Quiz

1.10) Welk woord is correct gespeld?
A
stiekem
B
stiekum

Slide 12 - Quiz

Overzicht overnemen in jouw schrift
1) applaudisseren
2) attractief    (aantrekkelijk)
3) barbecue
4) collegiaal   (respect tonen voor een collega)
5) consciëntieus  (nauwgezet)
6) eerste kerstdag
7) elektrisch
8) interview
9) onmiddellijk
10) stiekem

Slide 13 - Slide

Opdracht 2
Op de puntjes moet je de juiste vorm kiezen. 

Slide 14 - Slide

2.1) Gisteren ... (hockeyen) en ... (softballen) de meiden van 1b tijdens de gymnastiekles.
A
hockeyte - softbalde
B
hockeyden - softbalden
C
hockeyde - softbalden
D
hockeyten - softbalden

Slide 15 - Quiz

2.2) De ... (officieel) uitslag van de toets krijgen jullie na de herfstvakantie.
A
officieel
B
officiele
C
officïele
D
officiële

Slide 16 - Quiz

2.3) Mijn ... (Noord-Holland) neef heeft verkering met een ... (Limburg) meisje.
A
noordhollandse - limburgse
B
Noordhollandse - Limburgse
C
Noord-Hollandse - Limburgse
D
noord-Hollandse - limburgse

Slide 17 - Quiz

2.4) Zijn ... (Spanje) tomaten ... (duur) dan ... (Italië)?
A
Spaanse - duurder - Italïaanse
B
spaanse - duurder - italiäanse
C
Spaanse - duurder - Italiaanse
D
spaanse - duurder - italïaanse

Slide 18 - Quiz

2.5) De website van onze school is afgelopen weekend helemaal ... (updaten).
A
upgedatet
B
geupdatet
C
geüpdatet
D
upgedatetet

Slide 19 - Quiz

2.6) In Noord- en Oost-Europa wordt door veel mensen ... (Rusland) gesproken.
A
russisch
B
rusisch
C
Russisch
D
Rusisch

Slide 20 - Quiz

Overzicht overnemen in jouw schrift. 
1  hockeyden en softbalden 
2 officiële 
3 Noord-Hollandse - Limburgs 
4 Spaanse - duurder -   
    Italiaanse
5 geüpdatet
6 Russisch 

Slide 21 - Slide

Opdracht 3 

Noteer de vergrotende en de overtreffende trap in jouw schrift. 

Slide 22 - Slide

Opdracht 3
1. doof - dover - doofst
2. enthousiast - enthousiaster - meest enthousiast
3. goed - beter - best
4. graag - liever - liefst    of   graag - grager - graagst
5. kwaad - kwader - kwaadst
6. lief - liever - liefst

Slide 23 - Slide

Opdracht 3
7. praktisch - praktischer - meest praktisch
8. veel - meer - meest
9. verbaasd - verbaasder - meest verbaasd
10. weinig - minder - minst
11. wijs - wijzer - wijst
12. zwaar - zwaarder - zwaarst


Slide 24 - Slide

Opdracht 4 - De woorden bij deze opdracht hebben een lastige meervoudsvorm. Als er twee vormen zijn, noteer je ze allebei. 

Slide 25 - Slide

Antwoorden opdracht 4
1 blad – bladen (bijv. tijdschriften, vellen papier) / bladeren of     
   blaren (van een bloem, plant, boom of struik)
2 datum – data / datums
3 fantasie – fantasieën
4 handvat – handvatten / handvaten
5 medium – media / mediums
6 motor – motoren / motors


Slide 26 - Slide

vervolg
7 luiwammes – luiwammesen
8 museum – musea / museums
9 pad – paden (smalle wegen) / padden (soort kikkers)
10 portier – portiers (bewakers van de ingang van een gebouw, die              
      bezoekers in- en uitlaten) / portieren (deuren van een auto)
11 smid – smeden
12 stad – steden

Slide 27 - Slide

Wat nu? 
Iedereen gaat lezen in zijn/haar leesboek
Huiswerk - opdracht 6

Slide 28 - Slide