HV1 di 25 jan - 2

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?
  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen (ja, een potlood mag ook)
  • Je eigen leesboek
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?
  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen (ja, een potlood mag ook)
  • Je eigen leesboek

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

  • We lezen in ons eigen leesboek 
  • Laatste opdrachten nakijken
  • Uitleg spelling van werkwoorden
  • We maken opdrachten 

Slide 2 - Slide

Tijd om te lezen

Pak je boek erbij

We lezen in stilte

Slide 3 - Slide

Nakijken
Opdracht 4
1 blad – bladen (bijv. tijdschriften, vellen papier) / bladeren of blaren (van een bloem, plant, boom of struik)
2 datum – data / datums
3 fantasie – fantasieën
4 handvat – handvatten / handvaten
5 medium – media / mediums
6 motor – motoren / motors




Slide 4 - Slide

Nakijken

7 luiwammes – luiwammesen
8 museum – musea / museums
9 pad – paden (smalle wegen) / padden (soort kikkers)
10 portier – portiers (bewakers van de ingang van een gebouw, die bezoekers in- en uitlaten) / portieren (deuren van een auto)
11 smid – smeden
12 stad – steden






Slide 5 - Slide

Nakijken
Opdracht 5

De dennen stonden in de rondte als een indiaanse tent. We vlijden ons neer op de zachte naalden en keken naar de Grote Beer. ‘Ik word later poëet’, meldde ik met een weids gebaar. ‘Ik ga verzen maken.’







Slide 6 - Slide

Uitleg
Er zijn sterke en zwakke werkwoorden

  • Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank, fiets - fietste, reizen - reisde
  • Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd wel van klank, zingen - zongen, kijken - keken

Slide 7 - Slide

Uitleg
We gaan het nu hebben over zwakke werkwoorden
Je schrijft deze zo:
  • Enkelvoud: ik-vorm tt + de of te,
    leven - leefde, werken - werkte
  • Meervoud: ik-vorm tt + den of ten,
    leven - leefden, werken - werkten

Slide 8 - Slide

Uitleg
Wanneer -te(n) of -de(n) ? 

  • Je kijkt naar de laatste letter van de stam van het werkwoord.
Is dit een medeklinker uit 't ex-fokschaap?

Dan schrijf je -te(n).
Anders schrijf je -de(n).

Slide 9 - Slide

Uitleg
Dus:
Scheppen (=infinitief)
(stam=) schep -> p wel in 't sexy fokschaap -> schepte

Vullen (=infinitief)
(stam=) vul -> l niet in 't sexy fokschaap -> vulde

Slide 10 - Slide

Aan de slag!
Wat? Je maakt de opdracht 1 tot en met 5 op p. 68-69
Je maakt de opdrachten in je schrift. 
Hoe? Je mag zachtjes overleggen. Te luid? Dan werken we in stilte.
Hulp? Vraag je buurman of buurvrouw. Lukt het niet, steek je hand op, dan kom ik bij je.
Tijd? 10 minuten.
Wat heb je geleerd? Je leert de verleden tijd van zwakke werkwoorden correct spellen.
Klaar? Maak opdracht 6. 
                                                           

timer
10:00

Slide 11 - Slide

Huiswerk

Opdracht 1 tot en met 5 op p. 68-69 is huiswerk voor morgen.

Neem je leesboek mee naar de les.

Slide 12 - Slide

Wat heb ik geleerd?

Ik kan nu de verleden tijd van zwakke werkwoorden correct spellen

Let op: op p. 276 van je lesboek staat een handig schema over werkwoordspelling.

Slide 13 - Slide