Werk en werkloosheid h3

Hoofdstuk 3



Loonvorming
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 3



Loonvorming

Slide 1 - Slide

Wie heeft er een contact voor zijn baantje getekend?

Slide 2 - Slide

Hoeveel verdien jij ongeveer per uur?
> Bedragen in €
4
5
5,5
6
7
8
9
10
meer dan 10

Slide 3 - Poll

Slide 4 - Slide

Arbeidsovereenkomst
Individuele arbeidsovereenkomst.
Collectieve arbeidsovereenkomst
  • Vakbond en werkgever/werkgeversbond.
  • Bedrijfs-cao of een bedrijfstak-cao

Voorbeelden van een bedrijfstak: horeca, onderwijs, zorg 

Slide 5 - Slide

Arbeidsvoorwaarden
PRIMAIRE arbeidsvoorwaarden:
Dit zijn de hoofdzaken die je afspreekt: loon- en werktijden (waaronder ook pensioen en vakantieregeleling).

SECUNDAIRE arbeidsvoorwaarden:
De overige voorwaarden zoals studiemogelijkheden, onkostenvergoeding, verlofregeling, auto van de zaak, etc.

Slide 6 - Slide

Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO)
  • Een overeenkomst tussen werkgevers en werknemers over arbeidsvoorwaarden (loon, vrije dagen, reiskosten).
  • Alle bedrijven die onder een CAO vallen, moeten zich houden aan de regels van de CAO
  • Werkgevers worden vertegenwoordigd door werkgeversorganisaties
  • Werknemers vertegenwoordigd door vakbonden

Slide 7 - Slide

Vakbond
= een organisatie die opkomt voor de belangen van werknemers

Als werknemer kun je lid worden van de vakbond, je betaald dan contributie. Hoe meer mensen lid worden, hoe meer ontvangsten de vakbond heeft en meer stem in onderhandelingen.

Slide 8 - Slide

Zou jij lid worden van een vakbond?

Slide 9 - Slide

Meeliftersgedrag
Mensen die geen lid zijn profiteren wel van de mensen die wel lid zijn

Dit gedrag, het gratis profiteren van de inspanning van anderen noemen we meeliftersgedrag/free-ridersgedrag

Slide 10 - Slide

Meeliftersgedrag
Als iedereen meelift, bestaat er geen vakbond.
Soms wordt het verplicht; collectieve dwang.


Slide 11 - Slide

Zelfbinding
Bij zelfbinding maakt een bedrijf van te voren bekend welke keuze ze gaat maken bij het dilemma. In plaats van zelfbinding kunnen bedrijven kiezen voor samenwerken.

Slide 12 - Slide

Meeliftersgedrag
collectieve dwang
Meeliftersgedrag
Rationeel gedrag

Slide 13 - Slide

Aan de slag!
- Maken 3.1 t/m 3.6
    - Met degene die naast je zit aan de slag, overleggen mag
    - Vragen? > Lees samen de vraag nog een keer door > Aan mij vragen
    -  Maak de opdrachten in je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 
- Oefenopgaves maken


Slide 14 - Slide

Hoofdstuk 3



Loonvorming

Slide 15 - Slide

Prijscompensatie
Als je nominale inkomen met 5% stijgt en er is 6% inflatie, dan ga je er in koopkracht 1% op achteruit.

Vakbonden willen dan 6% prijscompensatie. 

Prijscompensatie is hetzelfde percentage als de inflatie. 

Slide 16 - Slide

Prijscompensatie
  • Als er inflatie plaatsvindt moet je inkomen net zoveel stijgen anders kun je minder kopen (→ koopkracht verlies).
  • Inkomensverandering (%) - Inflatie (%) = verandering van koopkracht = reële loonstijging

  • Positief getal = Koopkracht toename (meer dan prijscompensatie)
  • 0 = Koopkracht behouden (precies prijscompensatie)
  • Negatief getal = Koopkracht afname (minder dan prijscompensatie)

Slide 17 - Slide

Arbeidsproductiviteit
Wat een persoon kan produceren in een bepaalde tijd

Formule voor arbeidsproductiviteit


Productie : gewerkte tijd = arbeidsproductiviteit
Productie : aantal werknemers = arbeidsproductiviteit

    

Slide 18 - Slide

Arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit is de productie per werknemer in een bepaalde tijd.

Bedrijven willen het liefst een zo hoog mogelijke arbeidsproductiviteit.

Waarom is een hogere arbeidsproductiviteit voordelig?

Slide 19 - Slide

Arbeidsproductiviteit
  • arbeidsproductiviteit
    productie per persoon in een bepaalde tijd   (dus hoeveel produceert één werknemer)

  • Arbeidsproductiviteit kun je verhogen door:
    technologische ontwikkeling, zoals automatisering en mechanisering
    betere arbeidsverdeling (wie doet wat, specialisatie)
    scholing
    prestatiebeloning (bonus)

  • arbeidsproductiviteit = totale productie per periode : aantal werkenden

Slide 20 - Slide

Indexcijfer loonkosten
Indexcijfer loonkosten = indexcijfer loonkosten per werknemer  x 100%
                                                   Indexcijfer arbeidsproductiviteit 

Stel de loonkosten per werknemer stijgen met 9% en de arbeidsproductiviteit met 5%.
Dan is het indexcijfer van de loonkosten per product -->
109 : 105 x 100 = 103,8 --> loonkosten per product stijgen met 3,8 %

Slide 21 - Slide

Prijscompensatie

Slide 22 - Slide

Als de loonkosten per product stijgen, wat voor effect heeft dat op de economie?

Slide 23 - Slide

Gevolgen van loonstijging

Slide 24 - Slide

Loonkosten per product
= loonkosten : aantal geproduceerde goederen

Hogere loonkosten --> hogere loonkosten per product

Hogere arbeidsproductiviteit --> meer geproduceerde goederen, dus lagere loonkosten per product

Slide 25 - Slide

Aan de slag!
- Maken 3.7 t/m 3.13
    - Met degene die naast je zit aan de slag, overleggen mag
    - Vragen? > Lees samen de vraag nog een keer door > Aan mij vragen
    -  Maak de opdrachten in je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 
- Oefenopgaves maken


Slide 26 - Slide

Hoofdstuk 3



Loonvorming

Slide 27 - Slide