Werkwoordspelling

1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesstof voor de komende weken
Binnenkort SE Taalverzorging
- PV -> TT / VT
- Trappen van vergelijking
- Persoonsvormen in samengestelde zinnen
- Woordsoorten (lw, zn, ww, bn, vz, vw)
- Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord


Slide 2 - Slide

Taalverzorging
  • Samengestelde zinnen
  • Trappen van vergelijking 
  • Tegenwoordige Tijd
  • Verleden Tijd
  • Voltooid Deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
  • Moeilijke werkwoorden
  • Persoonsvormen in samengestelde zinnen




Slide 3 - Slide

Planning
Deze les:
- samengestelde zinnen maken
- Trappen van vergelijking
- Werkwoordspelling - Diagnostische toets

Slide 4 - Slide

Samengestelde zinnen

Slide 5 - Slide

Maak van de onderstaande twee zinnen één zin.

Carla deed mee aan de schaatswedstrijd.
Ze werd tweede
Voegwoord: EN

Slide 6 - Open question

Maak van de onderstaande twee zinnen één zin.

Ik was jarig.
Mijn hele straat kwam op visite.
Voegwoord: TOEN

Slide 7 - Open question

Maak van de onderstaande twee zinnen één zin.

Liz fietste naar huis.
Emma stond al voor de deur.
Voegwoord: TERWIJL

Slide 8 - Open question

Maak van de onderstaande twee zinnen één zin.

De les was afgelopen.
Jonas liep met Elyne naar huis.
Voegwoord: NADAT

Slide 9 - Open question

Trappen van vergelijking
Groot
Groter
Grootst

Klein
Kleiner
Kleinst

Slide 10 - Slide

Trappen van vergelijking
Stellende 
trap
mooi
Vergrotende trap
mooier
Overtreffende trap
mooist

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Regels en uitzonderingen

Eindigt het woord op -ST of -SCH?
Gebruik dan MEEST
Eindigt het woord op -S?
Overtreffende trap krijgt alleen -T
Eindigt het woord op -R?
De vergrotende trap krijgt -DER
De vergrotende trap krijgt -ER
De overtreffende trap krijgt -ST

Slide 13 - Slide

aardig, lomp, rustig, saai, sterk
A
vergrotende trap
B
stellende trap
C
overtreffende trap

Slide 14 - Quiz

Van mij zussen wordt Liv het ... (boos) wanneer je haar voor de gek houdt.

Slide 15 - Open question

Wat vind jij nou de ... plek voor een date?
A
romantische
B
romantischte
C
meest romantischte
D
meest romantische

Slide 16 - Quiz

duurst, hoorbaarst, lekkerst, tederst
A
vergrotende trap
B
stellende trap
C
overtreffende trap

Slide 17 - Quiz

De ... (toeristisch) plek van Amsterdam is misschien wel het Anne Frank Huis.

Slide 18 - Open question

In de pauze gaan we het ... (vaak) gewoon naar de kantine.

Slide 19 - Open question

Julian kan het hoogst springen van ons allemaal.
A
hoogst = stellende trap
B
hoogst = vergrotende trap
C
hoogst = overtreffende trap

Slide 20 - Quiz

Dit pak lijkt mij ... voor een bruiloft.
A
het gepast
B
het meest gepast
C
het gepastst
D
het allergepastst

Slide 21 - Quiz

Jorrit is de ... (technisch) jongen van de klas.

Slide 22 - Open question

Welke cabaretier vind jij het ...
A
komischt
B
meest komisch
C
komischest

Slide 23 - Quiz

Wie is de ... (bekend) vlogger van Nederland?

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Video

Als of dan? 
Ik of mij?

Hij is groter   als/dan   mij/ik
Er is VERschil -> dus de VERGROTENDE trap -> het woordje DAN

Hij is groter DAN .... 
Om te controleren of er MIJ of Ik moet staan, ga je de persoonsvorm nog een keer opschrijven.
HIj is groter DAN ik/mij ben(t) -> Je weet nu dat het IK moet zijn

Slide 26 - Slide

Als of dan? 
Ik of mij?

Hij even groot   als/dan   mij/ik
Het is gelijk -> dus de STELLENDE trap -> het woordje ALS

Hij is even groot  ALS .... 
Om te controleren of er MIJ of Ik moet staan, ga je de persoonsvorm nog een keer opschrijven.
HIj is even groot ALS ik/mij ben(t) -> Je weet nu dat het IK moet zijn

Slide 27 - Slide

Gebruik DAN 
Vergrotende trap krijgt het woordje 
DAN
Er is verschil

VERgrotende trap = VERschil

Slide 28 - Slide

Gebruik ALS 
Stellende trap krijgt het woordje 
ALS
het is gelijk/hetzelfde

Stellende trap = alS
Kwik is 
even groot ALS 
zijn broers Kwak en Kwek

Slide 29 - Slide

Riva is verder ... ik met haar huiswerk.
Bedenk of het gelijk of ongelijk is!
Geef daarna pas antwoord.
A
dan
B
als

Slide 30 - Quiz

Mijn broer is net zover ... zijn vriendin met zijn huiswerk voor Engels.
Bedenk of het gelijk of ongelijk is!
Geef daarna pas antwoord.
A
dan
B
als

Slide 31 - Quiz

Ismaël heeft precies zoveel geld ... ik.
Bedenk of het gelijk of ongelijk is!
Geef daarna pas antwoord.
A
dan
B
als

Slide 32 - Quiz

Welk antwoord is juist?
A
Hij is groter dan mij
B
Hij is groter dan ik
C
Hij is groter als ik
D
Hij is groter als mij

Slide 33 - Quiz

Roy is veel ijveriger dan ... .

Tip: vul de juiste vorm van de pv nog eens in achter het in te vullen woord.
A
jij
B
jou
C

Slide 34 - Quiz

Amy is verder met haar huiswerk
A
als jij
B
als jou
C
dan jij
D
dan jou

Slide 35 - Quiz

Mike spreekt beter Engels
A
als jij
B
als jou
C
dan jij
D
dan jou

Slide 36 - Quiz

Luuk eet liever een broodje gezond als een broodje frikandel.
Bedenk of het gelijk of ongelijk is!
Geef daarna pas antwoord.
A
dan
B
als

Slide 37 - Quiz

Mike spreekt beter Engels
A
als ik
B
als mij
C
dan mij
D
dan ik

Slide 38 - Quiz

Diagnostische toets - werkwoorden
LEES NAUWKEURIG WAT JE MOET DOEN!


https://forms.office.com/r/qmYjPNMTDp 


Slide 39 - Slide