1B Mening en argumenten

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom!
Doe je telefoon in de telefoontas
Leg je boeken op tafel
Ga rustig op je plek zitten
Leg je huiswerk op  de hoek van je tafel (opdracht 3, 4, 5, 6 en 7 op bladzijde 10)

Slide 2 - Slide

10 min lezen uit je leesboek

Slide 3 - Slide

Mening en argumenten

Slide 4 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Huiswerk bespreken
- Wat weet je nog?
- Theorie
- Werken aan de opdracht

Je leert mening en argumenten van elkaar te onderscheiden en de verschillende soorten argumenten te herkennen. 

Slide 5 - Slide

Huiswerk bespreken
 opdracht 3, 4, 5, 6 en 7 op bladzijde 10

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Wat weet je nog?

Slide 8 - Slide

Wat weet je nog?
Zonder betere bescherming lopen burgers het risico dat hun persoonlijke gegevens misbruikt worden door bedrijven of hackers, dus online privacy moet beter bescherm worden.

De overheid moet het minimumloon verhogen, want een hoger minimumloon zorgt voor een betere levensstandaard voor werknemers en vermindert armoede.

Fysieke boeken moeten behouden blijven in het onderwijs,  ze bevorderen betere leesvaardigheid en concentratie in vergelijking met digitale alternatieven.

Programmeervaardigheden zijn essentieel in de wereld en bereiden studenten beter voor op de arbeidsmarkt. Scholen zouden daarom verplichte programmeerlessen moeten aanbieden.

Slide 9 - Slide

Theorie

Slide 10 - Slide

Theorie
  • Mening: duidelijk maken hoe je ergens over denkt. 

  • Een ander woord voor een uitgesproken mening is een standpunt.
  • Positief standpunt: Ik vind gamen een sport.
    Negatief standpunt: Ik vind gamen helemaal geen vorm van sport. 
    Genuanceerd standpunt: Ik weet niet of gamen een vorm van sport is. 

  • Conclusie: Mening of standpunt wordt aan het slot nog een keer herhaald of kort samengevat. 

Slide 11 - Slide

Theorie
  • Argumenten: Uitspraak waarmee iemand een standpunt onderbouwt of uitlegt.  
  • Signaalwoorden: want, omdat, doordat, daarom 

  • Sterke argumenten bevatten feitelijke uitspraken (waar/niet waar).
  • Minder sterkte argumenten bevatten niet-feitelijke uitspraken (waardeoordeel). Deze moet je goed onderbouwen met feitelijk uitspraken. 

Slide 12 - Slide

Theorie
Controleren
  • Kennis nodig over het onderwerp (feitelijke argumenten)
  • Bekijken welk waardeoordeel ze bevatten en hoe de argumenten zijn onderbouwd (niet-feitelijke argumenten)

Slide 13 - Slide

Theorie
Ik denk dat we niet moeten gaan winkelen, want de mode van dit seizoen is echt saai.

Een nieuwe telefoon kopen is helemaal niet nodig, deze heb je pas een jaar!

Ik houd van regen en wind. Daarom is de herfst mijn favoriete tijd van het jaar. 

Slide 14 - Slide

Werken aan de opdracht
Wat? Maak opdracht 8, 9, 10 en 11AB op bladzijde 11-12
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Tot het einde van de les 
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? Lees verder uit je leesboek of maak ander huiswerk 

Gebruik de theorie op bladzijde 98-99 van je handboek. 
timer
10:00

Slide 15 - Slide

Huiswerk
Voor volgende week woensdag (18/09) moet opdracht 8, 9 en 10 op bladzijde 11-12 af zijn.

Slide 16 - Slide