15/10, Feiten en meningen , argumenten en tegenargumenten

Nederlands
planning:
- lezen
- HW: fictie opdracht 2+ 3
- theorie: argumentatie
timer
15:00
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands
planning:
- lezen
- HW: fictie opdracht 2+ 3
- theorie: argumentatie
timer
15:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Link

This item has no instructions

leerdoelen:
- Je kunt onderscheid maken tussen feiten en meningen;


- Je kunt onderscheid maken tussen standpunt en argument.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

theorie: argumenten
De schrijver wil bewijzen dat hij gelijk heeft, dat zijn mening juist is.
Dit doet hij met een argument.

argument= de reden waarom je iets vindt. Hoe beter je argument, hoe eerder iemand het met je eens is.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Feit of mening?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

FEITEN OF MENINGEN?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Objectief en subjectief
- twee soorten argumenten
- feiten (onderzoek) t.o.v. mening (vermoeden)
- objectieve argumenten zijn krachtiger

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Theorie - Kritisch lezen 
  • Argumenten zijn objectief wanneer ze feitelijk zijn en subjectief wanneer ze een mening, een gevoel, een vermoeden of een waardeoordeel bevatten. 
  • Subjectieve argumenten worden ook wel waarderende argumenten genoemd. 
  • Objectieve (feitelijke) argumenten kun je altijd controleren op hun juistheid.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

tegen
Argumenten
blz. 68
R 
Om je publiek ergens van te overtuigen, geef je argumenten (redenen) bij je standpunt. Die argumenten kunnen objectief of subjectief zijn.
Je kunt je publiek/lezer het beste overtuigen met objectieve argumenten.

Slide 9 - Slide

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).

Slide 10 - Video

This item has no instructions

Argument

De uitleg waarom je iets vindt, noemen we een argument.
Let op de signaalwoorden:

want, omdat, namelijk, immers

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Argumentatiestructuren
1. enkelvoudige argumentatie
2. meervoudige argumentatie
3. nevenschikkende argumentatie
4. onderschikkende argumentatie

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Enkelvoudige argumentatie
Een argumentatie die bestaat uit één standpunt en één argument (standpunt > argument).

Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want zij heeft al veel ervaring.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Nevenschikkende argumentatie

Bij een onafhankelijk nevenschikkende argumentatie gebruik je twee of meer argumenten. 
De argumenten zijn gelijkwaardig en kun je onderling van plaats verwisselen.




Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Als je vertelt wat je van iets vindt. Dan is dat een feit of mening?
A
Feit
B
Mening

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions



Feit of mening?

A
mening
B
feit

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Standpunt: 
1ste argument
2de argument

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Je kunt er beter niet aan deelnemen.
De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij. 
standpunt
feitelijk argument
waarderend argument

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Roken is ongezond
Roken stinkt
Roken is slecht voor je omdat je er een stinkende adem van krijgt
Mening
Feit
Argument

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Standpunt
argument
subargument
subargument
Energiedrankjes bevatten veel cafeïne.
Energiedrankjes bevatten heel veel suiker.

Het moet verboden worden energiedrankjes te verkopen. 


Energiedrankjes zijn bijzonder ongezond.
 

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

Huiswerk voor ma 21 okt
Nieuw Nederlands, lesboek:

- HS2, opdracht 2+3
-HS3, opdracht 5

Lezen Otis! minimaal t/m blz. 46 (hs 9)



Slide 23 - Slide

This item has no instructions