What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
V1 Grammatica 21 Soorten werkwoorden & werkwoordelijk gezegde
WELKOM
3 Kader
Welkom
V1(A)T
1 / 50
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
50 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
WELKOM
3 Kader
Welkom
V1(A)T
Slide 1 - Slide
Vandaag
Dagopening
10 minuten lezen
Leerdoelencheck zinsdelen, onderwerp. hww en zww
H21 Grammatica gezegde
Afsluiting en vooruitblik
Slide 2 - Slide
Boek lezen
Slide 3 - Slide
Opdracht 1
a
eten = zww
b
staat ... klaar = zww
c
hebben = hww, verbeterd = zww
d
heeft = hww, geplaatst = zww
e
konden = hww, ontgrendelen = zww
f
wil = hww, maken = zww
g
hebben = hww, moeten = hww, ontvluchten = zww
h
heeft = hww, gedraaid = zww
i
laat = hww, livestreamen = zww
Opdracht 2
c
Cookies op websites verbeterden de afgelopen jaren het gebruiksgemak.
d
Door de nederlaag tegen Rusland plaatste het Nederlandse curlingteam zich definitief niet voor de Olympische Spelen.
e
Door een veiligheidslek ontgrendelden hackers duizenden telefoons.
f
De actrice maakt zich sterk voor vrouwenrechten in Hollywood.
g
In Californië ontvluchtten 200.000 mensen hun huis voor natuurbranden.
h
Radiostation 3FM draaide donderdag een dag lang alleen maar liedjes van vrouwelijke artiesten.
Slide 4 - Slide
Zelfstandig werkwoord (zww)
Geven aan wat er in de zin gebeurt
Kan niet worden weggelaten
Er is altijd maar één zelfstandig werkwoord
Voorbeeld: Hij heeft het boek aan mij
gegeven
.
Slide 5 - Slide
Hulpwerkwoord (hww)
Komen niet zelfstandig in de zin voor
'Helpen' de zin in een bepaalde tijd te zetten
'Helpen' de zin in een bepaalde vorm te zetten
Er kunnen meerdere hulpwerkwoorden in een zin voorkomen
Voorbeeld: Hij
heeft
het boek aan mij gegeven
Slide 6 - Slide
Zij gaat vanavond koken.
koken = ?
A
zww
B
hww
Slide 7 - Quiz
De fiets wordt gemaakt.
wordt =
A
zww
B
hww
Slide 8 - Quiz
De fiets wordt gemaakt.
gemaakt = ?
A
zww
B
hww
Slide 9 - Quiz
Zindelen vinden
Slide 10 - Slide
Wat is een zinsdeel?
A
Losse woorden
B
Woorden die los staan
C
Stukje van een zin
Slide 11 - Quiz
Hoe weet je of iets een zinsdeel is?
A
Het heeft als geheel dezelfde functie.
B
Het blijft in elke volgorde bij elkaar (als de betekenis niet verandert).
C
Het kan voor de persoonsvorm.
D
Alle antwoorden (A, B en C).
Slide 12 - Quiz
Alles wat voor de persoonsvorm kan staan, is dus een zinsdeel. Wat is in onderstaande zin zeker een zinsdeel?
Ik wil naar huis.
A
Ik
B
naar huis
C
wil
D
geen van allen
Slide 13 - Quiz
Hoeveel zinsdelen heeft de volgende zin?
Wanneer heb ik vakantie?
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen
Slide 14 - Quiz
Hoeveel zinsdelen heeft de volgende zin?
Gisteren hebben mijn zus en ik pannenkoeken gebakken.
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen
Slide 15 - Quiz
Hoeveel zinsdelen heeft de volgende zin?
Vanmorgen kon ik moeilijk mijn bed uitkomen.
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen
Slide 16 - Quiz
Ik heb nog moeite met:
de persoonsvorm vinden in een zin
de zin verdelen in zinsdelen
de persoonsvorm vinden in een zin én de zin verdelen in zinsdelen
ik heb met zowel de persoonsvorm vinden als de zin verdelen in zinsdelen GEEN moeite
Slide 17 - Poll
Ik kies het volgende huiswerk:
de persoonsvorm vinden in een zin: opdr. 1
de zin verdelen in zinsdelen: opdr. 2
de persoonsvorm vinden in een zin én de zin verdelen in zinsdelen: opdr. 1 en 2
ik heb met zowel de persoonsvorm vinden als de zin verdelen in zinsdelen GEEN moeite: opdr. 3
Slide 18 - Poll
Onderwerp? Hoe vind je het onderwerp in de zin?
A
door de zin vragend te maken.
B
Wie of wat + persoonsvorm?’
C
Wie of wat + onderwerp + gezegde?’
Slide 19 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Ersin legt het onderwerp uit.
A
Ersin
B
legt
C
het onderwerp
D
uit
Slide 20 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Vanwege de regen konden wij niet naar buiten in de pauze.
A
Vanwege de regen
B
naar buiten
C
wij
D
in de pauze
Slide 21 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Wie heeft mijn laptop meegenomen?
A
Wie
B
Mijn laptop
C
heeft
D
meegenomen
Slide 22 - Quiz
Wat is de persoonsvorm en het onderwerp in de zin?
De persoonsvorm
het onderwerp
Gisteren
dronken
Stan en ik
cola
Slide 23 - Drag question
Wat is het onderwerp?
.
Het onderwerp
Mijn moeder
heeft
mijn brood
gesmeerd
Slide 24 - Drag question
zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
zinsdeel 4
zinsdeel 5
Joris
ging
gisteren
op
de
fiets
naar
voetbal
Slide 25 - Drag question
Wat is de persoonsvorm?
Het heeft niet zo kunnen zijn.
A
Het
B
zijn
C
kunnen
D
heeft
Slide 26 - Quiz
Wat is een persoonsvorm altijd?
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 27 - Quiz
Wat is een voltooid deelwoord?
A
Heel werkwoord
B
Persoonsvorm
C
ge-be-her-ver-er-ont woorden
D
Werkwoordelijk gezegde
Slide 28 - Quiz
Welke regel gebruik je voor de spelling van het voltooid deelwoord?
A
't sexy fokschaap (of met 't kofschip )
B
stam + t of d
C
ik-vorm of ik-vorm + t
Slide 29 - Quiz
Wat is een onvoltooid deelwoord?
A
het hele werkwoord met-d(e)
B
de stam met-d
C
soms d en soms niet
Slide 30 - Quiz
... (fietsen) gaan de leerlingen altijd naar school.
A
lopen
B
gelopen
C
lopend
D
liepen
Slide 31 - Quiz
H21 Grammatica: soorten werkwoorden en werkwoordelijk gezegde
Doel
: Je leert welke werkwoorden er zijn en hoe je het werkwoordelijk gezegde kunt herkennen
Slide 32 - Slide
Wat voor soort werkwoord is
'is' in deze zin:
Jan is aan het zwemmen.
A
zww
B
hww
Slide 33 - Quiz
Ik ga morgen op vakantie.
welk ww is "ga"
A
zww
B
hww
Slide 34 - Quiz
Ik gaf een snoepje aan haar.
A
hww
B
zww
Slide 35 - Quiz
Ik ga morgen winkelen.
welk ww is "ga"
A
zww
B
hww
Slide 36 - Quiz
Zin: Jij zal harder moeten werken.
HULPWERKWOORD
ZELFSTANDIG WW
zal
moeten
werken
Slide 37 - Drag question
Zin: Ik heb deze week al twee keer pizza gegeten.
HULPWERKWOORD
ZELFSTANDIG WW
heb
gegeten
Slide 38 - Drag question
Zin: Ik mag morgen gaan winkelen.
HULPWERKWOORD
ZELFSTANDIG WW
mag
gaan
winkelen
Slide 39 - Drag question
Opdracht
Maak opdracht 1 van blz. 87 in je schrift. Als je klaar bent, ga je lezen in je leesboek.
Slide 40 - Slide
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Slide 41 - Open question
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
'Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen'.
A
ik
B
kan
C
benoemen
D
kan benoemen
Slide 42 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Het huiswerk heb ik in mijn Plenda geschreven.
Slide 43 - Open question
Lezen
Lees aandachtig blz 88 voor jezelf. Hoe herken je het werkwoordelijk gezegde?
Slide 44 - Slide
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Alle leerlingen waren aan het springen.
Slide 45 - Open question
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Ik moet nu mijn huiswerk gaan maken.
Slide 46 - Open question
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Zou jij dat boek aan mij kunnen geven?
Slide 47 - Open question
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Ik zal maar direct met de deur in huis vallen.
Slide 48 - Open question
Opdracht
Maak opdracht 6 op blz 89. Als je klaar bent, kun je gaan lezen in je leesboek
Slide 49 - Slide
Afsluiting en vooruitblik
Volgende les:
Huiswerk
: maken opdr. 6 en(en 2) (p. 89) + leren theorie p. 86 en p. 88
Meenemen
: LAPTOP, boek, leesboek, schrift, pen en plenda
Programma
: grammatica 22
Slide 50 - Slide
More lessons like this
Hst 21 Soorten werkwoorden en werkwoordelijk gezegde
June 2023
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
V1 Grammatica 21 zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
December 2023
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
hv1q di 12 apr
April 2022
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Herhaling: Grammatica zinsdelen t/m bwb
January 2021
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
GYM 1 - woensdag 18-11 (herhalen grammatica)
November 2021
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Week 7 - werkwoordelijk gezegd en zww/hww
September 2024
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Week 8, les 2, 1hv
26 days ago
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Les 3 oefenen toets grammatica
October 2021
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3