Letterlijk en figuurlijk - schrijven periode 2 22-23

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 1

Nederlands 

leesvaardigheid periode 2

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik 

Dat kan hij wel op zijn buik schrijven

LESDOELEN

• Ik kan uitleggen wat figuurlijk taalgebruik betekent
• Ik kan uitleggen wat letterlijk taalgebruik betekent.
• Ik kan zeggen of een zin letterlijk of figuurlijk taalgebruik is.

Figuurlijk

Letterlijk

Figuurlijk

Letterlijk

Figuurlijk

Figuurlijk

Opdracht

1. Zoek met je tafelgroepje naar 4 spreekwoorden en bedenk 2 letterlijke zinnen.
2. Zoek de betekenissen op van jullie spreekwoorden en schrijf deze op het andere kant van het werkblad.
3. Na 10 minuten spreekwoorden wisselen met een ander groepje.

LESDOELEN

• Ik kan uitleggen wat figuurlijk taalgebruik betekent
• Ik kan uitleggen wat letterlijk taalgebruik betekent.
• Ik kan zeggen of een zin letterlijk of figuurlijk taalgebruik is.

Nederlands 

leesvaardigheid periode 2

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik 

Aan de slag

1. Schrijf de spreekwoorden op de juiste plek op het werkblad.
2. Zachtjes overleggen mag.
3. Teken niet op de blaadjes.
4. Ben je al klaar? Laat het aan de docent zien. 

LESDOELEN

• Ik kan uitleggen wat figuurlijk taalgebruik betekent
• Ik kan uitleggen wat letterlijk taalgebruik betekent.
• Ik kan zeggen of een zin letterlijk of figuurlijk taalgebruik is.

Leg in je eigen woorden uit wat het verschil is tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik.

Vul het juiste woord in:
Hij werkt zo hard als een ____________

1. leeuw
2. paard
3. olifant
4. beer

Betekent: ik ben er kapot van 

Vul het juiste woord in:
Zij is zo sterk als een ____________

1. leeuw
2. paard
3. olifant
4. beer

Betekent: ik ben er kapot van 

Vul het juiste woord in:
____________ bijten niet.

1. miauwende katten
2. vliegende vogels
3. blaffende honden
4. piepende muizen

Betekent: ik ben er kapot van 

Wat is een kenmerk van spreekwoorden?

1. De betekenis staat niet in een woordenboek.
2. Er staat altijd een zelfstandig naamwoord in.
3. Het zijn vaste zinnen die je niet kunt veranderen.
4. Er komt altijd een mens of dier in voor.

Doen: lees de stappen hieronder

Stap 1: 

Ga naar deze website: www.spreekwoorden.nl/themas

Stap 2:

Kies 3 spreekwoorden uit die jij interessant/grappig/ boeiend vindt. Je schrijft die op EN je schrijft erachter wat ze betekenen.

Schrijf de spreekwoorden op in Classroom. Niet af? = Huiswerk :)

Je moet de spreekwoorden kunnen tekenen en begrijpen.